Marit is oké - Verhalen van Marit die plotseling wilde Leven

Een ode aan Bob

‘Hoelang kennen wij elkaar nu eigenlijk?’ Bob stelt deze vraag terwijl hij met één hand het stuur vasthoudt, en met de andere in mijn handknijpt. We rijden gestaag over de M6, de weg die het oosten van Ierland met het westen verbindt. Hij rijdt altijd te hard. Ik ken hem niet anders dan dat hij 30%, 40% harder rijdt dan is toegestaan, als het niet meer is. We lijken op elkaar hierin. Auto’s worden ingehaald, terwijl een irritante bliep telkens bevestigt dat hij zijn richtingsaanwijzer niet aandoet met het wisselen van baan. Bob weigert mijn hand los te laten, dus nemen we het piepje voor lief. ‘Dat moet nu vier jaar zijn, het jaar dat ik voor het eerst opgenomen werd, denk ik?’ antwoord ik. Voor tien jaar waren het de diagnoses, GGZ-instellingen, crisissen en opnames de referenties geweest, die een benchmark maakten voor waar ik stond in de tijd. ‘Best gek hè, dat dit je ijkpunten waren voor tien jaar.’ Het is even stil, hij knijpt nog even in m’n hand en vervolgt zijn verhaal met een optimistische toon: ‘Dat gaat nu dus gewoon veranderen, hè? Straks kun je gewoon dingen zeggen als “toen die tijd dat we samen in Ierland waren.”’


Toen ik Bob voor het eerst zag, vier jaar geleden, praatten we al een aantal maanden met elkaar. Van afspreken kwam het niet, het was door duizend-en-één redenen onmogelijk een afspraak te krijgen: de ene keer cancelde ik, de andere keer hij weer en vice versa. Alsof het universum zei: nee, nu nog niet. Toen het er eindelijk van kwam opende ik de voordeur van mijn huis en keek ik naar een lange man. Hijdroeg eendonkergrijzejas die totzijnbovenbenenrijkte.Zijn haar zat ineen knot,wat hij inmiddels altijd los draagt. Eenbrede glimlachverwelkomde mijn bliken het eerste wathijtegen mijzei was: ‘Mag ik je eerst minstens even een knuffel geven?’Op dat momentwistiknog nietbijsterveel overhem,maar wat ik wel wist is dat ik een verdomd knappe meneer voor mijn neus had staan met de vriendelijkste ogen op aarde en met een verpletterend charisma.




In de jaren die volgden na die eerste ontmoeting zijn hij en ik tegelijkertijd heel langzaam en heel hard gegaan. Waar vriendschap de basis was, hebben we in vier jaar tijd allewindrichtingenbezeild:noord, oost, zuid en west.Bob werd mijn maatje, mijn steun. Ik werd voor hem een klankbord, een sparringpartner. Intellect en verwondering verbond ons, waarin we beiden snakten naar leven in vrijheid. Bob leerde mij dat het leven een speeltuin was, waar je elke dag kunt kiezen voor spelen. Vanuit vriendschap groeide een partnerschap, en uiteindelijk ook meer dan dat.Alles werd uitgediept en alles tussen ons werd kwetsbaarder en sterker,zwaarderen luchtiger, toegankelijker en exclusiever. Alle dualiteit werdin onze relaties omarmt. Ook sprongen we in zeven sloten tegelijkertijd. Een complex polyamoureus leven, een snel afnemende mentale gezondheid en een gebrek aan helder perspectief, leidde ertoe dat we vorig jaar heftig klapten. Dat was ons dieptepunt. Maar het heeft ook geleid tot ons hoogtepunt. Het was voor mij de laatste dominosteen die omviel, wat mij de wake-up call heeft gegeven die mij heeft gered. Voor hem was het de onvermijdelijke eye-opener die nodig was om zijn eigen normen en waarden weer op de rit te krijgen.



En ondanks dat ik in de afgelopen drie maanden als vrijgezelle, onverschrokken en vogelvrije wereldreiziger écht los, onafhankelijk en vrij was van alles en iedereen, koos ik er toch voor om altijd een beetje verbonden te blijven aan Bob. En dat deed soms zeer, heeft de nodige tranen gebracht en heeft me doen twijfelen aan zoveel. Ook heelde het juist iets in mij en heeft het me doen realiseren dat liefde het mooiste is als het onzelfzuchtig is. En waarom deed ik dat? Omdat ik te allen uitga van het goede van de mens. Omdat ik hoop heb – omdat ik vertrouwen heb. Omdat liefde iets verschrikkelijks, angstaanjagends en tegelijkertijd iets geweldigs en sacraals is. En alleen daarom is liefde niet iets wat je alleen moet willen doen. Aan Bob gebonden, hoe minimaal dat ook is, voel ik mij vrij. En meer woorden ga ik er niet meer aan vuilmaken.



31 maart – 2 april

Want nu rijden we – 23 weken later – als vrienden, maatjes, geliefden, en ook weer formeel als partners, door het groenste land van Europa. En ik had hier met niemand anders willen zijn. We gaan hier iets met de hoofdletter H Herschrijven namelijk. We komen ’s avonds laat aan bij de AirBnB van Alex: een glazen koepeltent midden in de Burren, een spectaculair kalksteengebied dat lijkt op een maanlandschap. Alex heeft een vuurkorf voor ons aangestoken, voor onze tent. We drinken iets te gemakkelijk een fles rode wijn leeg terwijl we samen naar Orion kijken, ons sterrenbeeld. Die avond liggen we vroeg in bed, en waar we die hele nacht naar de onbewolkte sterrenhemel zouden kunnen kijken, kijken we die nacht eigenlijk alleen maar in elkaars ogen. Want elkaar drie maanden niet aanraken, ruiken, proeven of zien, is lang. Verkies je op dat moment dan de sterren, of toch elkaars ogen?


Ik vertelde Bob ooit dat ik naar de Aran Islands wil, een eilandengroepje waar ik tien jaar geleden ook ben geweest met mijn ouders. Ondanks dat het destijds prachtig was om over het kleine eiland Inisheer te lopen, herinner ik me vooral dat ik kotsmisselijk was door de boottocht en dat mijn sokken doorweekt waren door de hevige schommelingen van de boot. Bob, gentlemen die hij is, gaf mij een mogelijkheid op een betere ervaring cadeau. In een piepklein vliegtuigje waar je met maximaal zes man in kunt, vliegen we op de tweede dag van onze reis daarom naar Inishmore. Waar de boottocht tien jaar terug een misselijkmakend uur duurde, duurt deze vlucht acht minuten. Ik ben op veel plekken in Europa geweest, dat kan ik met zelfvertrouwen zeggen. Ook heb ik bijzondere dingen gezien. Inishmore, daarentegen, is het meest spectaculaire natuurverschijnsel wat ik ooit heb mogen zien. Een coulisselandschap wordt afgewisseld door ruige kalkstenen kliffen. Overal zie je stenen omheiningen met grazende schapen en koeien, maar ook forten en kerken uit de ijzertijd duiken om de haverklap op. We huren elektrische fietsen, stoppen elke paar honderd meter om foto’s te maken en gaan zo het hele eiland over.


Die avond eten we in Galway. Door de gebeurtenissen van afgelopen maand voel ik me niet op mijn gemak. Waar ik drie weken geleden gestrest door deze straten liep, proberen we er nu toch wat van te maken. Na het eten van een fantastische pizza (nr. 15 in de World Best Pizza-list), besluiten we mijn fysieke en mentale niet meer te teisteren en terug te keren naar de koepeltent. Hoewel het de hele dag zo goed als onbewolkt is geweest, hebben we vannacht een deksel van wolken boven ons hangen. Wederom geen sterren, daarom maar opnieuw in elkaars ogen kijken.


2 april – 4 april

Ik heb Joey beloofd een paar nieuwe planken langs te brengen als ik weer in Ierland zou zijn. Bob en ik rijden naar de eerste beste hardware-store, laden twee nieuwe stofdorpels in en rijden naar Mountshannon. We worden verwelkomd door Joey en tot mijn verrassing ook door mijn mede-WorkAway’er Glenn: hij heeft besloten langer bij Joey te blijven. Het is leuk om Bob een kijkje te geven in waar ik een tijdje heb gewoond. Je stuurt zo nu en dan wel een fotootje, maar het doet toch geen recht aan ‘the real deal’. Na een kleine rondleiding over Joey’s ‘perimeters’ vertrekken Bob en ik om door te rijden naar onze tweede bestemming: Ballyduff. Eenmaal aangekomen, honderd kilometer ten zuiden van Galway, slapen we in een oude boerderij. We worden verwelkomd door Liz en John, een Brits stel die hier nu dertig jaar wonen. Ze runnen een airbnb en hebben een biologisch boerderijwinkeltje gevuld met hun eigen producten. Ons huisje heeft een enorm Engels hemelbed waar je elkaar makkelijk in kunt verliezen ’s nachts. Ook hebben we een bad op pootjes en staat het hele huis vol met manshoge spiegels.


We ontbijten genoeglijk aan een vier-meter-lange tafel in een oude boerderijkeuken van Liz en John. Er is niemand te bekennen op de vroege ochtend. We praten, verbinden en grappen terwijl we een zalig ontbijt nuttigen. Na het verorberen van huisgemaakt soda-bread, verse jus-d’orange en een portie fruit, maak ik een opmerking naar Bob. Een brutale, uitdagende, weet ik me te herinneren. Ik maak oogcontact met hem en zie een blik die ik drie maanden niet heb gezien, maar die ik maar al te goed ken. God, dit heb ik gemist. Ik grijns, kijk snel om me heen om mijn vluchtopties te bekijken en sta dan vlug op. It’s game on. Bob is sterker dan ik, maar niet sneller. Alleen zit de enige mogelijkheid tot mijn ontsnapping - de deur - achter hem, dus ben ik in het nadeel. Ik probeer weg te rennen, maar Bob komt al snel achter me aan. Ik trek de stoelen alle kanten uit om de lange tafel heel om een barricade te maken. Na een kat-en-muisspel met een paar rondjes om en op mijn geïmproviseerde parkour bereik ik de deur. Ik ren door de gang, onze kamer in en bedenk me dan dat ik de verkeerde afslag heb genomen en wederom geen kant op kan. Shit, wint hij weer.


De Ring of Kerry is een toeristische route die door een ruig landschap loopt. Na vijf kilometer zijn we er klaar mee: er zijn te veel toeristen die om de haverklap stoppen, dus besluiten we een alternatieve route te nemen. In plaats van de Kerry Way te rijden, gaan we er dwars doorheen. Kruip-door, sluip-door, rijden we kronkelweggetjes af. We belanden in een soort kabouterland met kabbelende beekjes, kleine watervalletjes en verstilde bruggen. Waar we eerst elke vijftig meter een horde Duitsers moesten ontwijken, zijn we de hele middag eigenlijk al alleen. We zijn echt samen die middag. Waar we de eerste dagen uren tekortkwamen in de dag om bij te praten, ligt onze binding nu in de verstilling.



4 april – 6 april

Onze reis eindigt in Dublin. We hebben een hotel midden in het hartje van Dublin, in Temple Bar, een wijk met veel pubs en clubs. Ik ben niet zo van de steden, maar ik wil Dublin wel van m’n lijstje af kunnen strepen. Waar Bob mij twee weken terug in detail door de stad leidde, lopen we nu dezelfde route opnieuw. Ik laat hem zien waar ik destijds wat dacht, waar ik wat ervaarde en wat ik toen voelde. Ik neem hem mee naar Trinity College, een bibliotheek met meer dan 4,5 miljoen werken. Waar we beiden echter heel veel boeken verwachtten, hebben we er echter maar een paar gezien: de bibliotheek wordt gerestaureerd en elk boek wordt gedigitaliseerd. Toch gek, om een van ’s werelds beroemdste bibliotheken te bezoeken en vervolgens er amper boeken in te vinden.


We eten decadent en uitgebreid, we drinken koffie en cocktails en waar Bob de tequila laat staan, dompel ik mijzelf erin onder (begin de dag met tequila, dat haalt het randje er wat van af). We vergeten alles wat niet te maken heeft met ons. We hebben het niet over moeilijke onderwerpen, we hebben het niet over de toekomst en we hebben het ook niet over hoe-straks-verder. We zijn alleen even hier-en-nu.



Met vier uur vertraging komen we aan op Schiphol Airport. De realiteit kwam weer om de hoek kijken tijdens de vlucht: ik ga straks weer gewoon op reis, onze levens zijn momenteel niet ideaal afgestemd op elkaar en het leven gaat gewoonweg door. In stilte nemen we de laatste trein naar Raalte, naar het huis wat vroeger ons huis is geweest. Sebastiaan was zo lief om dit weekend zijn huis, mijn vroegere huis, even aan ons te geven dit weekend. Bob en ik lopen de kamers door en komen tot de conclusie dat het niet meer ons huis is. Dat is niet erg. Het is goed zo. Wanneer we voor mijn oude slaapkamerdeur staan, druk ik Bob de sleutel in zijn handen. Drie maanden lang was deze deur op slot, dus weet ik dat deze kamer onveranderd zal zijn. We openen de deur, gaan liggen in ons bed en sluiten onze ogen en onze week samen af, thuis.


Bien à toi,

Marit

Intermezzo

Ik zet m’n zonnebril af en tuur even uit het autoraam terwijl ik over de N348 rijd. Het is een mooi uitzicht en mijn brilglazen vertekenden het beeld een beetje. Dikke schapenwolken steken fel af tegen de blauwe lucht. Het ene moment zijn alle weilanden, bossen en straten zonovergoten, het andere moment is het grauw en grijs. Het is een beetje Ierland-weer: vier seizoenen in één dag. De zon creëert een randje achter een wolk. Die ‘silver lining’ vind ik prachtig. Waar ik ook ben op aarde blijft dat natuurverschijnsel betoverend. Het roept een verwachting op, een hoop, een kleine bevestiging alsof de zon ons wil zeggen: ‘Ik ben er wel, hoor!’ Ik rij de parkeerplaats van het gemeentehuis Raalte op. Mijn vader houdt hier zo een toespraak, gezien de historische wandelroute die hij gemaakt heeft in het afgelopen jaar vandaag feestelijk geopend wordt. Gezien ik in de buurt ben kan ik mijn hoofd even om de deur gooien. Ik haal nog even diep adem en stap de auto uit. Op dat moment zie ik mijn oma, die ook haar kleine Ford Ka uitstapt. Shit, denk ik nog, daar gaat mijn plan om deze week van de radar af te blijven. Ze kijkt me verbaast aan en zegt: ‘Wat doe jij nu hier?’


In mijn laatste blog eindigde ik met de quote: ‘Every time you have progress, you lose something; every time you take a step back, you gain something.’ Ik besloot daad bij woord te voegen: ik neem een stap terug en daarmee vooruit. Na mijn dwalende dag in Dublin bleef de quote van Deirdre Madden door mijn hoofd spoken. Waarom teister ik mijzelf als het ook anders kan? Als het ook anders mag? Mild zijn naar jezelf betekent soms ook in de armen kunnen vallen van degenen die veiligheid, geborgenheid en liefde representeren. Dus dat heb ik gedaan. De volgende ochtend pleegde ik wat belletjes met Nederland, maar ook met Spanje. Ik boekte de eerste, beste, goedkoopste vlucht die mij het snelste uit het verrotte land haalde en was dezelfde dag nog in Nederland. Twee weken eerder dan initieel gepland heb ik een intermezzo-week ingelast.


‘Verrassing!’ zeg ik tegen oma wanneer ik haar begroet op de parkeerplaats. Mijn improvisatievaardigheden doen het nog uitstekend en vormen een mooi, coherent verhaal: ik kon een vlucht eerder krijgen naar Nederland, want ik wilde de opening van de historische route ontworpen door mijn vader uiteraard niet missen. Sorry, pa, dat is misschien een kleine leugen. Ik was namelijk veel liever nog op reis geweest in een fijnere hoedanigheid. Ik krijg een knuffel van mijn oma en we lopen samen het gemeentehuis binnen. Ik ben gesteld op mijn oma, heus, maar deze week wil ik het liefst even onder een dekentje kruipen en hooguit zo nu en dan een uitstapje maken naar mensen uit mijn ‘inner-circle’. Eigenlijk weet niemand op een handjevol mensen na dat ik in Nederland ben. Tijdens de feestelijke opening word ik aangesproken door allerlei mensen die ik niet ken. Mensen die mijn artikel in de krant hebben gelezen. Blikken van wethouders, oud-docenten, collega’s van mijn vader en gemeentepersoneel kijken mij vol medelijden, begrip en hoop aan. ‘Ja,’ glimlach ik vriendelijk terug, ‘Ook ik ben elke dag nog dankbaar.’ Ik merk dat ik me echter wat geladen voel wanneer mijn verhaal de hemel in geprezen wordt: sinds de hele ‘Nieuwe Marit’ voel ik me zo nu en dan op een voetstuk gezet. Een voetstuk dat soms impliceert alsof ik de waarheid van het leven in pacht heb. En ondanks dat er fundamenteel in mij iets veranderd is 24 weken terug, een verandering die ik nog steeds niet begrijp, maar wel omarm, vind ik het ook allemaal nog best spannend. Dit ding genaamd ‘leven’. Ik ben ook maar gewoon wat aan het doen, net als ieder mens. En gelukkig kan ik de interne rust vasthouden en mijzelf de ruimte geven om uit te pluizen hoe ‘leven’ nu eigenlijk werkt. En dan nog niet te spreken over wat ik eigenlijk allemaal wil. Waar ik sta. Waar ik naartoe wil. Waar ik ben. Dát ik wil, dát ik sta, dát ik ergens naartoe wil en dát ik ben, is zeker. En gelukkig heb ik alle tijd.


Deze week is voorbij gevolgen. Ik heb m’n dochter verrast, ik heb impulsief vrienden bezocht, ik heb (veel) bitterballen verorbert, ik heb dirndls in de kringloop gepast, ik heb een oer-Hollandse joint gerookt, ik heb veel gebak en taart gemaakt, ik heb door Nederlandse steden geslenterd (en gedanst!), ik heb mijzelf meegenomen op date naar een klassiek concert, ik heb mij omringt met veiligheid, geborgenheid en liefde. Dat was een goede week. Een geslaagd, goed en fijn intermezzo.

…en door!


Op zondag 31 maart ga ik voor dit kwartaal een laatste week op reis. Mijn eerste, echte vakantieweek. Een week waar ik al drie maanden met een enorme verwachtingsvolheid, anticipatie en hoop naartoe werk. Een week waarvan ik weet waar ook hij al drie maanden met dezelfde gevoelens als ik naar uitkijkt. Hij en ik gaan naar Ierland. En ondanks dat ik in mijn eerste blog over Ierland schreef dat ik niets zou herschrijven, louter zouschrijven, ga ik terugkomen op die initiële intentie. Want Bob en ik gaan Ierland herschrijven. Dikgedrukt. Met een streep eronder. En we eindigen het met een punt.

Bien à toi,

Marit


PS: Dank jullie wel voor de fijne reacties die ik krijg op mijn blog. Ik vind de betrokkenheid superfijn en lees ze allemaal met een grote glimlach op mijn gezicht

Dwalen door Dublin: twee stappen vooruit, één stap achteruit

Het is vandaag mijn dag vrij. Ik heb me warm aangekleed: het miezert, er staat een gure wind en het zal een graad of vijf zijn. Ik ben vandaag moe. Deels omdat ik tot diep in de nacht heb gepraat met een Portugese man die ik dezelfde dag heb ontmoet in de Aldi om de hoek bij Aishling, deels omdat mijn bovenkamer, oftewel mijn ratio, overuren maakt en weinig uitbesteedt aan de benedenkamer, oftewel mijn enigszins magere, holle en lege gevoelswereld. Au. Dat doet best even zeer om toe te geven. Je zou kunnen stellen dat ik nog niet in de gelegenheid ben gekomen om aandacht te geven aan mijzelf. Of dat nu komt door mijn host – de cross-over tussen Pippi Langkous en Heidi – en haar WorkAway-houding, of doordat er (te) veel is gebeurd de laatste weken…


Ik stap uit de bus en sta bij de rivier de Liffey. De rivier loopt dwars door de stad en breekt het centrum in tweeën: Dublin 1 en Dublin 2. Het is koud en ik denk nog bij mijzelf: ‘Had ik maar een extra trui aangetrokken.’ Alleen besef ik dat ik wél een extra trui heb aangetrokken. Ik ben sinds mijn aankomst in Ierland nog niet echt warm geweest; ik ben gewoonweg verkleumd. Ik kijk achter me en zie een enorme naald naar boven steken. Ik kijk naar The Spire, een 121 meter hoge naald die ter ere van het millennium is geplaatst om aan Europa te laten zien dat Dublin ‘ook meedoet met de rest van de hoofdsteden’. Ironisch feitje is dat hij pas in 2003 onthuld is, want toen was hij pas klaar. Hij wordt kennelijk ook ‘the Stiletto in the Ghetto’, ‘the Stiffy at the Liffey’ en ‘the Erection at the Intersection’ genoemd. Ik grinnik als ik naar dat ding kijk.


Met mijn lichte kater, nog steeds verkleumd en met twee beurse armen sta ik voor de Travel Clinic in het hartje van Dublin. Uiteraard moest ik van Aishling hier een vrije dag voor opnemen, want dit huisartsenbezoekje zou betekenen dat ik één uur minder kan werken voor haar. Ik wrijf over m’n armen en moet weer denken aan die lieve verpleegkundige van de Travel Clinic in Galway. De eerste prikken zijn daar gezet en ik vond het zonde om het vaccinatieprogramma niet af te maken. Het kost misschien klauwen met geld, maar liever wat kapitaalarmer dan hondsdolheid rijker. Speaking of the devil: op het moment dat ik mijn aandacht weer wil storten op de rest van de dag, word ik gebeld. Dit kan geen toeval zijn: het is Rachel, de verpleegkundige van de kliniek in Galway. Rachel start het gesprek met de vraag hoe het met mij gaat. ‘Goed’, antwoord ik, ‘Het leven is nog steeds mooi, Rachel.’ Ze blijft prikken, zoeken naar het addertje: ‘En hoe gaat het echt, Marit?’ Na mijn toelichting babbelen we wat en met een wederzijds tevreden gevoel hangen we de telefoon op. Ik vind het zo vertederend dat deze lieve vrouw mij opbelt om te checken hoe het met mij gaat. Die vrouw is tot nu toe nog de meest succesvolle ervaring van heel Ierland. En dat terwijl ze mij pijnlijke prikjes gaf!



Ik berg m’n telefoon op, ontwijk een auto en leun even tegen de gevel van een boekhandel aan. Plots komt de vermoeidheid binnen als een harde klap in mijn gezicht. Ik ben opeens doodop, ofschoon het niet een ‘opeens’ is. Ik ben al weken doodop en het is nu alsof ik het eindelijk toelaat om het eindelijk eens te voelen. Ik ben eigenlijk een beetje klaar met dit hele Ierland. Nee, ik ben helemáál klaar met dit hele Ierland. In de voorgaande weken keek ik als een berg op tegen mijn aankomende tien dagen in Nederland in april, maar die houding wordt door mijn tijd hier met de dag milder. Misschien komt het omdat Ierland iets van mij vraagt waar ik nu de draagkracht niet voor heb om dat te geven. Alsof het nog niet mijn tijd is om hier te zijn. De laatste weken – wat zeg ik, misschien zelfs al dagen – hebben me weer genoeg lessen voorgeschoteld. Ierland en ik… Tja, ik kan er nu wel mooie woorden over gaan schrijven, maar heel eerlijk is het gewoon allesbehalve prettig hier. Ik voel me een verwende, chagrijnige, ondankbare en puberale zeikerd met de volgende klagende uitspraken, maar ik ga het tóch even de wijde wereld ingooien. Pak even een korrel zout en ‘bare with me’, ik moet even heel ongenuanceerd ventileren: Ierland is een stom land met stomme mensen met stomme ervaringen en met stom eten en met stomme kou en stomme regen en alles is stom, stom enstom. De kleur groen is stom, Dublin is stom, St. Patrick’s Day is stom, Guinness is stom, de Ierse taal is stom, de regenbogen zijn stom. Eigenlijk komt het erop neer dat alles even héél stom is.

Goed, dat is eruit. Dat lucht op. Ik ga door.





Het is me nu al twee keer gebeurd dat een auto in de ankers moest, omdat ik niet goed keek bij het oversteken. En nee, dat komt niet omdat ik naar links kijk in plaats van rechts… Inmiddels gaat integreren in het linkse verkeer me namelijk best goed af. Mijn hoofd is vandaag gewoonweg warrig, vol en moe. Mijn binnenste is als gewoon overgegaan op de automatische piloot om zo energie te besparen en ik accepteer dat volledig. Terwijl ik door wat straatjes struin app ik met mijn ex en vraag hem of hij wat leuke plekjes kan opzoeken in de stad, want het lukt me niet om op de bonnefooi rond te dwalen. Dat was mijn allerbeste voorstel die dag, want wat er toen gebeurde was alles wat ik even nodig had. Ik word namelijk de gehele dag van locatie naar locatie gestuurd. Het voelt alsof ik een soort speurtocht aan het doen ben, telkens op zoek naar een nieuwe schat. Ik - nog steeds mijzelf veilig door het verkeer manoeuvrerend – heb een zalige, grappige en gemoedelijke dag. Ondanks dat ik degene ben die in Dublin is, is Bob degene die daadwerkelijk weet waar ik allemaal heen zal gaan. Ik zie de stad vanuit de ogen van iemand die hier niet is. Ik kom terecht in kerkjes, winkeltjes, cafeetjes, restaurantjes en museums. Na elke locatie-opdracht stuur ik hem een fotootje. Dit is de soort automatische piloot die ik nodig had vandaag: de mooiste dingen zien en vervolgens niet hoeven na te denken over de volgende stap. Het is super verbindend om je rond te laten leiden, vooral als je zover van elkaar verwijderd bent. Vooral omdat je over een week daar samen zal gaan lopen. Bob weet dat ik moe ben en stuurt me daarom een museum in, om daar even tot rust te kunnen komen. Dat geeft mij dan weer de gelegenheid om te gaan schrijven. Ik zit nu dan ook in het meest toepasselijke museum voor dit specifieke moment: the Museum of Modern Irish Literature.


Ik loop door de laatste expositieruimte en word omringt door minstens 500 A4’tjes. Op elk blaadje staat een quote, een stukje tekst of een woord afgebeeld. Eén van de quotes, rechtsboven in de hoek van de ruimte, grijpt mijn aandacht.


Every time you have progress, you lose something; every time you take a step back, you gain something.


Ik lees de tekst opnieuw en opnieuw en opnieuw. Ik laat de woorden op me inwerken. De wereld vertraagt even, daar in dat museum. Ik staar naar het blaadje. Er komt een brok in mijn keel. Ik lees de woorden opnieuw en ik voel ze, woord voor woord. Ik leef de woorden, hier in dat museum. Nee, ik leef ze helemaal niet. Dat is de grootste onzin namelijk. Tranen stromen over mijn wangen. Ik wíl ze leven, maar ik doe het nu allesbehalve.


Plotseling komt het tot me, daar, in dat kleine taalmuseum in Dublin. Ik grijns breed terwijl ik snuif. Ik begin het in te zien. Fuck deze shitshow! Wie houd ik hier voor de gek? Dit kan anders, Marit, dit mág anders. Waarom heb ik hier niet eerder aan gedacht?


Wordt vervolgd…


Psst! Hé, jij, trouwe lezer: maak je geen zorgen om mij. Want het gaat echt oké met mij. Alles wat op mijn pad komt momenteel (de laatste weken wat meer ‘downs’ dan ‘ups’), is precies wat er op mijn pad moet komen. Het voelt nog steeds alsof ik het leven aankan, alsof ik aan het winnen ben. Met nog steeds een mildheid, een zachtaardigheid en een liefde naar mijzelf. Ik ben oké. Het universum geeft ook mij nooit meer dan ik dragen kan, en dat is met deze paar weken net zo. En nee, ik heb geen glazen bol, maar ergens zit er een gegrondheid in mij die mij het vertrouwen geeft dat ik wel oké blijf.


Goed. Dat is eruit. Ik ga weer even door met winnen.


Bien à toi,
Marit

Waar je wel niet terecht kunt komen…

WorkAway is een platform die reizende mensen en projecten bij elkaar brengt. Dit kunnen allerlei soorten projecten zijn: hulp bij huisrenovaties, ondersteuning bij boerderijleven, au-pair in een gezin, bouwen van community’s, vrijwilliger zijn op een school, gezelschap zijn voor ouderen. Op de site vind je dus een breed aanbod waardoor er voor ieder wat wils is. Dus stel, je kunt wel een paar extra handen gebruiken in- en om het huis: je maakt een profiel aan op de website, je geeft aan wat voor hulp je nodig hebt, voegt een paar fotootjes toe van jou, je huis, je dieren en/of je project en klaar is kees.


WorkAway’ers maken een soortgelijk profiel aan waarin ze hun bijvoorbeeld hun vaardigheden, kwaliteiten en talenten toelichten. Wederom voeg je ook wat kiekjes toe en off you go. De WorkAway’er, vaak jonge mensen die low-budget wil reizen, kan vervolgens reageren op elk profiel en zodoende start je het gesprek. De deal is dat je als host zorgt voor onderdak en eten, en als WorkAway’er werk je tussen de drie en vijf uur per dag voor vijf dagen in de week. Sommige hosts nemen dat allemaal met een korreltje zout, terwijl anderen je gewerkte uren en genomen pauzes op de klok bijhouden. Sommige hosts halen je op van het vliegveld en verwelkomen je in hun huis alsof het je eigen is, terwijl anderen het adres van hun huis pas op dag van aankomst sturen en je een achterkamertje geven waar je moet verblijven als je niet aan het werk bent. Wanneer je met WorkAway reist, heb je dus eigenlijk geen idee bij wie je terechtkomt. Daarom videobel ik altijd even voordat ik überhaupt besluit om bij iemand te gaan zijn. Want ja, je zit wel in elkaars ruimte en energie voor een tijd. En soms is het een fantastische match (shout-out naar Leoni en Peter in Baskenland!) en soms is het net niet helemaal wat je verwachtte. En dat is helemaal oké! In sommige gevallen besluit je dan eerder weg te gaan, in andere gevallen zit je ‘m even uit. Soms bepaal je samen dat je véél langer blijft dan gepland, in weer een ander geval besluit je om nogmaals terug te keren in de toekomst. Een geweldig concept dus, waarin je de meest uiteenlopende ervaringen opdoet.


___



Een kleine greep van drie WorkAway-hosts, om een beeld te geven…


Neis, mijn tante uit La Rioja

Neis is een 65-jarige transvrouw die hulp nodig had met… Tja, met alles eigenlijk. Haar profiel was incoherent en her en der onbegrijpelijk, maar er kwam een onschuld naar boven die me raakte. Ze sprak amper Engels, droeg de meest flamboyante kleding op haar goede dagen en had een opzwepend Spaans temperament. Door een verleden dat soms niet altijd over rozen ging, was ze soms wat eenzaam en daardoor ook wat bedroefd. Andere kant van de medaille: ze had een levenswijsheid om haar heen hangen die mij in die week rijkelijk heeft gevuld. Haar huis was een bouwval en overal waren wel klussen te vinden. Initieel zou ik hier een drie weken blijven, uiteindelijk bleef ik acht dagen. Ik heb een moestuin gebouwd op dag twee en de rest van de dagen hebben we eigenlijk de zin van het leven geprobeerd uit te diepen met z’n tweeën. Om in diezelfde spirituele geest te blijven, hebben we besloten een stuk van de Pelgrimstocht van Santiago de Compostela te gaan lopen. Het voelde daarom niet als een ‘standaard’ WorkAway, wat dat ook mocht betekenen (dit was nota bene m’n eerste adresje).


Een gezinnetje met Leoni en Peter

Ik was helemaal niet van plan om naar Baskenland te gaan… Alleen het profiel van mijn Vlaamse buren sprak me aan. Misschien is het wel fijn, dacht ik nog, op een boerderij zijn met een stel die dezelfde taal spreken als jij. Hun profiel had iets speels, iets onbegrensd, maar het was een stukje vrijheid wat ik tussen de witregels doorlas. Ze zochten hulp en ondersteuning op hun familieboerderij, dat was zeker, maar met wat? Als je maar lekker in je vel zit en als jij maar doet wat jou leuk lijkt. Ik had een flinke blessure in mijn heup en zo te horen wilden zij hier rekening mee houden.


Ze vertrokken een paar dagen na mijn aankomst naar België voor een weekje, mij de verantwoordelijkheid geven over hun huis, hun dertien paarden, zes honden, drie geiten… en daarmee mij hun thuis en toevertrouwden. Dat was fuckingspeciaal. Die weken die volgden waren alsof we een soort gezinnetje waren. We hebben veel beleefd, gepraat, gelachen en soms zelfs gehuild. Maar voornamelijk hebben we veel plezier gehad: ik voedde de dieren, maakte schoon, hielp met Leoni’s start-up, zorgde voor maaltijden, de ‘vieruurtjes’ zoals Leoni het noemde (elke dag huisgemaakt gebak of taart + koffie), ik rustte uit. Niets ging op de weegschaal, alles ging op z’n beloop en ik voelde me er zo welkom…


…en om dat laatste kom ik terug! Ik heb zelfs al afgesproken om dit jaar alweer twee keer terug te komen bij dit fantastische stel met hun geweldige boerderij.


Een lichte doch overprikkelende ziel, Aishling

Gezien ik nu as we speak bij Aishling verblijf, licht ik haar er ook even uit. Ik verblijf dus een week bij haar. Ze heeft lang, lichtrossig haar wat ze in twee lange vlechten draagt. Ze woont aan de kust in Dublin in een ‘terrace house’ (rijtjeshuis). Ze is een persoon met hoge energie: bubbly en opgewekt, enthousiast over álles en onwijs praatgraag. Ze is altijd vrolijk, zingt de hele (lees: hele) dag en beschouwd zichzelf als een lichte ziel: Aishling is van mening dat dit haar laatste keer op aarde is voordat haar ziel volledig klaar is op aarde. Ondanks dat ik haar graag mag, word ik ook heel erg overprikkeld van haar aanwezigheid. Wat ik voor haar moet doen? Ik schilder haar meubels en muren, trek linoleumvloeren eruit en help met het herorganiseren van haar chaotische huis. Ook bak ik taartjes, maak ik ontbijt en kook ik het avondeten.


Tot slot heeft ze een behoorlijk aantal katten en honden met allemaal bijzondere namen: Baby, Twinky D, Sparkles, Sweety, en nog een vijftal waarvan ik me de naam amper kan herinneren doordat ik het amper serieus kan nemen. En dat komt nog niet eens door de dieren zelf, maar voornamelijk naar de manier hoe ze deze viervoeters behandelt. Wanneer ze communiceert met haar dieren, zet ze hoge hysterische stemmetjes op. En gezien het behoorlijke blaffers zijn die veel aandacht vragen, schiet haar stem constant twee octaven omhoog... Jullie krijgen vast een beeld bij het leven waarin ik nu ben ingestapt. Na het avondeten heeft Aishling de tijd en ruimte nodig om te ontprikkelen: dat snap ik, ik zou ook moe worden als ik haar zou zijn. Ze verzoekt mij daarom vriendelijk om naar mijn kamer te gaan. Ze slaapt namelijk met al haar dieren in de woonkamer, wat het ook haar slaapkamer maakt. Rond acht uur wordt er naar boven geroepen dat ik mijn laatste kopje thee kan halen, want dan wil ze slapen en echt niet meer gestoord worden. Normaalgesproken ben ik een regelrechte nachtbraker die het liefst na één of twee uur ’s nachts pas gaat slapen. Maar leven met Aishling? Ik slaap de hele week al met gemak de klok rond. Ik schat zo in dat ik nog nooit zo mens-moe ben geweest.


___



Je kunt je dus nog zo’n voorstelling proberen te maken van je WorkAway-host, het is en blijft een grote verrassing waar je precies terechtkomt. Na deze week zit het eerste kwartaal van mijn reisjaar (of jaren?) erop. Dan ga ik even een paar maanden vakantie vieren, tot rust komen en een poging doen om mij louter te bekommeren om me, myself & I. Even rust en alleen dat. Gaat me dat lukken? Hah, waarschijnlijk niet. Want waar ik ook ga of sta ligt het avontuur met duizend-en-één ervaringen voor het oprapen. En heel eerlijk wil ik niets anders dan die kansen grijpen, in plaats van ze aan me voorbij te laten gaan.

Bien à toi,
Marit

Wat zijn 21 weken nou, laat staan 21 dagen?

Ik steek m’n hand voor een laatste keer op en geef mijn vader een brede glimlach. Hij heeft z’n raampje naar beneden gedraaid en zwaait uitbundig, gevolgd door een laatste toeter. Dan verdwijnt hij in de gehuurde Kia Picanto de hoek om en ben ik weer alleen. Ik strand neer op een bankje in een klein stadje ten noorden van Dublin. De zon schijnt op mijn gezicht en ik sluit mijn ogen. We zijn allemaal op zoek naar complexiteit in het leven, maar wanneer de zon naar buiten komt zijn we zo simpel als een blad aan een boom: dankbaar voor het licht, de warmte en de voeding die het ons geeft.



Ik had mijn vader een paar weken geleden aan de telefoon. Na een kort gesprek kwamen we tot de conclusie dat we wel wat vaker samen op reis willen. Zo geschiedde: afgelopen vrijdag haalde mijn vader mij op in Mountshannon, waarna we vertrokken naar een AirBnB in de Wicklow Mountains. We hebben een fijn weekend gehad met z’n tweeën. We hebben stadjes, kathedralen, bergen en pubs opgezocht en we hebben onderwijl fijne gesprekken met elkaar gehad. Gelukkig hebben mijn vader en ik altijd een goede band gehad. Een band die eigenlijk altijd getekend werd door kennis en filosofie. Over koetjes en kalfjes zullen wij het ook nooit hebben. Grootste existentiële zaken komen altijd ter sprake wanneer we samen op pad zijn. Nu klinkt het alsof we louter onze kennis willen delen en vermenigvuldigen wanneer me samen zijn, maar niets is minder waar. Wanneer we samen op pad zijn doen we altijd rustig aan, spenderen we veel tijd in stilte en lassen we om de haverklap een lange bier- of koffiepauze in. In Nederland gingen we vaak naar bijzondere exposities in museums, mooie beschermde natuurgebiedjes of vertederende klassieke concerten en opera’s. We leren veel van elkaar en ik ben blij dat ik een gelijkwaardige relatie met hem heb kunnen ontwikkelen. Sinds een aantal jaar neem ik mijn vader mee in mijnwereld. Vooral op het gebied van kunst en muziek. Maar ook mijn binnenwereld deelde ik met hem. Zo wist hij van de hoed en de rand met betrekking tot mijn mentale gezondheid. Op de slechte dagen wilde ik niets anders dan een sprankje blijdschap vinden en mijn pa was vaak een van de slachtoffers die ik meenam op deze zoektocht. Een evidente, complexe band, dus. Die gekscherend sterker is geworden is door zijn burn-out van tien jaar terug en mijn mentale misère uit het verleden. Je zou kunnen zeggen dat leed verbindend werkt. En onze relatie kent echt wel wat ups en downs. En ondanks dat het dus niet altijd over rozen ging in het verleden, kan ik al een paar jaar met volle overtuiging zeggen dat onze vader-dochterband ijzersterk is. Dus hier een shout-out naar mijn vader: een man die tot mijn Big Five behoort en waarvan ik weet dat wij elkaar door dik en dun zullen steunen in liefde.



Terug naar dat bankje waar ik zit. De zon schijnt nog steeds hier in Malahide. Ik kijk uit over een grote haven met in de verte een bergketen. Ik kies ervoor om het bankje in te ruilen voor de Starbucks om de hoek. Het liefst zoek ik een lokaal koffietentje uit, maar het is half acht ’s ochtends en er is nog niets anders open. In een verleden heb ik gewerkt als barista bij Starbucks en ondanks dat ik het niet zo heb op de zoete meuk die hier verkocht wordt voor een belachelijke prijs, voelt het toch altijd een beetje als thuiskomen. Als je voorbij de Frappuccino’s, slagroom en shakes kijkt, is de kwaliteit van de koffie van Starbucks écht goed. Geloof me. Zo niet: dan neem ik je een keer mee en leg ik het je persoonlijk uit middels een coffee-tasting. Ik bestel een koffie (vooruit, ook een taartje dan maar) en ga zitten. Ik ben vandaag precies drie weken in Ierland. Terwijl ik dat typ verbaas ik mijzelf hierover. Nog maar drie weken? Een week aan de westkust, een paar dagen in een hostel, een week aan een meer, een paar dagen in de bergen. Het voelt alsof er veel ervaringen, gebeurtenissen, levenslessen en daarom ervaringen in een tijdspan van 21 dagen is gepropt. Te veel. Ik kan een boek schrijven over deze 21 dagen, maar kies ervoor dat niet te doen. Het waren namelijk niet mijn beste 21 dagen, integendeel.



Zo heb ik mijzelf onveilig gevoeld, echt onveilig. Ik heb masker opgezet, puur om te zien ‘of ik het nog kon’. Ik heb gespeeld met elke mogelijke versie die ik mij huist. Ik heb principes aan de kant geschoven, ik heb adviezen uit liefde in de wind geslagen. Ik heb mijzelf omringt door mensen en plekken en invloeden die niets anders dan toxisch waren. Ik – en anderen – hebben mijn grenzen niet gerespecteerd. Ik heb mijzelf verloochend. En ondanks dat sommige van deze situaties het gevolg waren van mijn eigen gedrag, waren veel voorvallen allesbehalve mijn schuld. Gedragingen van Oude Marit zegevierden de laatste weken, omdat dat hetgeen is wat ik kende en omdat het mij niet even niet meer lukte om te bouwen op die splinternieuwe fundatie van Nieuwe Marit. Maar het was niet alleen slecht, zeker niet. Ook is het mij namelijk gelukt om weg te lopen van deze situaties. Ik heb nee gezegd. Ik heb mijn veiligheid weer opgezocht. Ik heb grenzen gesteld. Ik heb rust genomen. Ik heb gekozen voor liefde, voor zelfliefde. En dat heb ik toch maar even zelf gedaan, zonder een ander. Niet omdat ik het alleen móést doen van mijzelf, maar omdat ik nog steeds voel dat ik de draagkracht heb ik dit leven met al haar obstakels zelf aan te kunnen. Dus een schouderklopje in mildheid voor mijzelf. Voor de Marit die nog maar 21 weken oud is, toevallig op de dag af. En 21 weken is nog niet zo heel lang… Helemaal niet lang zelfs. Vooral niet voor iemand die het aspect van het leven ‘het leven aan willen gaan’ nog even moet ontdekken. Ik ben hard, heel hard, aan het proberen met leren leven. Misschien wel een beetje te hard. Ik vind dat ik al moet kunnen lopen, al moet kunnen praten. Ik ben nota bene 26 jaar en ik ben niet op m’n achterhoofd gevallen. Ik moet, en wil, en ga door, en door, en door. Met wat als doel? Tja, de beste versie van mijzelf worden, dacht ik. Alleen hoeft dat allemaal nog niet. Deze alinea is daarom ook een pleidooi naar mijzelf: Marit, vertraag, neem de tijd, adem in en adem uit en tot slot: wees mild naar jezelf.



Het zinnetje ‘alleen hoeft dat allemaal nog niet’ herinnert me aan een gedicht die mijns inziens haarfijn aansluit bij dit moment in mijn leven. Ik heb dit gedichtje wel eens voorgedragen aan een van mijn exen, omdat het destijds zo mooi aansloot bij mijn liefde voor die persoon op dat moment. Maar nu ik hem opnieuw lees en probeer de dualiteit van de ‘jij en ik’ los te laten en te interpreteren als één persoon, namelijk mijzelf… Wat heb ik dan een prachtige wens voor mijzelf hier staan.



Voor de liefste onbekende – Ingmar Heytze


'Wie van ons twee heeft de ander bedacht?' - Paul Eluard

Wat ben ik blij dat ik je nog niet ken.
Ik dank de sterren en de maan
dat iedereen die komt en gaat
de diepste sporen achterlaat, behalve jij,
dat jij mijn deuren, dicht of open,
steeds voorbijgelopen bent.

Het is maar goed dat je me niet herkent.
Kussen onder straatlantaarns
en samen dwalen door de regen,
wéér verliefd zijn, wéér verliezen,
bijna sterven van verdriet -
dat hoeft nu allemaal nog niet.

Ik ben nog niet aan ons gehecht.
Ik kijk bepaald niet naar je uit.
Neem de tijd, als je dat wilt.
Wacht een maand, een jaar,
de eeuwigheid en één seconde meer -
maar kom, voor ik mijn ogen sluit.



Om 15:00 heb ik afgesproken met mijn laatste host van het eerste deel van mijn reis. Aishling is een vrouw van middelbare leeftijd en woont in het noorden van Dublin. Ze omringt zichzelf naar eigen zeggen het liefst met creatieve, lichte zielen die aandacht hebben voor het leven. Ze woont in een rijtjeshuis dicht bij de haven en ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik mijn takenpakketje gaat zijn de komende tijd. Ze wil in ieder geval haar huis opnieuw organiseren: verven, behangen en decoreren zal sowieso aan bod komen. Ook zei ze dat ze een beroep wil doen op mijn bakkunsten. Toen we elkaar belden een paar weken terug eindigde ze het gesprek met: ‘Nou, Marit, ik kijk nu al uit naar de tea parties die wij samen zullen gaan hebben. Leef licht, en tot snel.’


En dat ga ik dan maar eens doen: licht leven.


Bien à toi,

Marit

Wil je introversie, krijg je extraversie

Joey woont in een klein dorpje genaamd Mountshannon. Het ligt aan een prachtig meer omringt met heuvels en bergen. Waar ik normaalgesproken een foto zou toevoegen van dit mooie landschap, moet ik eerlijk toegeven dat ik die nog niet heb gemaakt. Joey woont hier samen met zijn labrador Minor. In 2017 is hij geëmigreerd naar Ierland, waar het momenteel zijn doel is om een veilige haven te creëren voor de mensen om wie hij geeft. Vandaar dat hij een profiel gemaakt heeft op WorkAway: hij wil samen met gelijkgestemde mensen, de vrijwilligers van WorkAway, zijn huis, tuin en land opknappen. Joey is een zachtaardige en rustige jongen. De afgelopen twee maanden heb ik me constant omringt met mensen die in een hoge energiefrequentie zitten. Joey, tezamen met de andere WorkAway’ers hier, is dat niet. En heel eerlijk? Dat is écht wel even heel fijn. Ook ken ik mijzelf en weet ik dat ik binnen no-time waarschijnlijk wel weer in een spontane, extraverte en impulsieve situatie terechtkom. Het is een kwestie van wachten.





9 maart

Het is zaterdagavond en Joey is aan het werk bij de lokale pizzeria. De andere WorkAway’ers en ik zijn net naar de pub geweest om de rugbywedstrijd tussen Ierland en Engeland te kijken. Ierland heeft verloren en ondanks dat het mij geen zak uitmaakt wie won, is Glenn een beetje teleurgesteld. Hij is een 23-jarige Fransoos, heeft goede looks en is net als Joey wat introvert. Samuel, de andere WorkAway’er, houdt totaal niet van sport en ging louter mee voor de gezelligheid. Samuel is twintig jaar en de meest introverte van iedereen in dit huis. Hij komt uit Duitsland en studeert om docent Engels te worden. We spelen een spelletje met z’n drietjes in de woonkamer, waarna we opeens gestommel en geroep horen: ‘Joey! Are you here?’ Een jongen van eind twintig komt de kamer binnen met in zijn hand een doos met alcohol en snacks. Hij stelt zich voor als Flo, een vriend en buurman van Joey. We nodigen hem uit om te blijven, zodat hij kan wachten tot onze host er weer is. Flo is vijf jaar geleden van Frankrijk naar Ierland verhuisd om samen met een kameraad een toeristisch vissersbedrijf te starten, hier om te hoek. Hij is leuk gezelschap, maar ook behoorlijk vol van zichzelf.



10 maart

Flo en ik hebben net samen gegeten, waar hij twee uur lang alleen maar over zichzelf heeft gepraat. Joey had mij verteld dat Flo met maar één missie naar zijn huis is gekomen de avond ervoor. Flo had namelijk te horen gekregen dat Joey een nieuwe, vrouwelijke WorkAway’er had: ik. Hij wilde niets anders dan even kijken of ik interessant genoeg was voor hem. Dat dit van mijlenver te ruiken was, hoef ik Flo niet te laten weten. Ik wilde hem niet het genoegen geven om over mij heen te lopen, dus ik heb de tafels omgedraaid. Daarom deed ik gisteravond iets wat Flo niet verwachtte: ik vroeg hém op date. Ik stelde voor om voor hem te koken, in zijn huis.





Het is ongeveer elf uur ’s avonds en ik zit in een ruime serre met uitzicht over het meer. Ik zit op een chaise-longue met rechts voor mij Flo en links voor mij Dirk. Hij is een dominante, ruim tweemeterlange man van in de veertig met een grote mond. Hij woont in een kast van een huis – daar bevind ik mij nu – en heeft verschillende goedlopende bedrijven. Hij woont hier met zijn zoontje en met Flo. Ook heeft hij al jaren WorkAway’ers over de vloer: Flo startte ook zo bij Dirk en is uiteindelijk gebleven. Flo is een soort ondergesneeuwde side-kick van hem. Ik heb het idee dat hij probeert te compenseren en daarom wat arrogant is. Flo zingt – in aanwezigheid van zijn rolmodel – inmiddels een toontje lager. Dirk en ik kunnen het erg goed met elkaar vinden. Hij is half Duits, half Iers en die combinatie – tezamen met mijn ietwat uitgesproken, ongefilterde, Nederlandse houding – zorgt voor een gezellige avond. Ik ben inmiddels weer mijn authentieke zelf en merk dat ik het fijn vind dat ik weer nieuwe mensen mag ontmoeten. ‘Is there something wrong with your leg?’ vraagt Dirk op een gegeven moment. Ik vertel hem over mijn Camino-avontuur en de gevolgen daarvan voor mijn heup. Hij vertelt dat hij kan zien aan de manier hoe ik zit dat ik pijn heb en vraagt of hij het mag manipuleren. En of dat mag, want ik weet inmiddels ook niet meer wat me gaan helpen.



11 maart

Met een blauwe heup, een goede kater en een beginnend griepje sjok ik door de supermarkt met Joey. De andere twee WorkAway’ers zijn gaan hiken. Mijn been, kater en verkoudheid laten het niet toe om mee te gaan en daarom ben ik de karrenduwer van Joey. De laatste dagen heb ik veel in de tuin gewerkt waar ik voornamelijk een vijf meter hoge laurierstruik terug naar heuphoogte heb gesnoeid. Er loopt niemand in de Aldi – het is maandagochtend nota bene – maar vooralsnog voel ik me overprikkeld door elke voetstap, lichtje of bliepje. Het liefst kruip ik mijn bed weer in.





En daar lig ik nu, terwijl ik dit schrijf. Ik heb spierpijn, lichte verhoging en voel me belabberd. Ik denk dat het universum mij de boodschap geeft dat ik deze week écht rustig aan mag gaan doen. En aangezien het universum en ik de laatste weken wat met elkaar botsen (lang verhaal kort: ik ben koppig en negeer sommige signalen vakkundig) ben ik nu met deze griep geforceerd uitgeschakeld. Dit weekend komt mijn vader naar Ierland. Hij vertelde me een paar weken terug dat hij me miste, dus ik nodigde hem uit: ‘Je kunt ook gewoon een weekend langskomen!’ We zijn nog nooit met z’n tweeën op vakantie geweest en ik weet zeker dat we het leuk gaan hebben samen. Wat hij alleen nog niet weet is dat het zaterdag St Patrick’s Day is en dat geheel Ierland dan 1.) volledig groen is, 2.) volledig in rep en roer is en 3.) volledig dronken is. Paddy’s Day wordt leuk, dat weet ik zeker. Als je er open instaat, komt de verwondering vanzelf op je pad. Ik kijk ernaar uit!



Bien à toi,

Marit

Een snufje Disney-magie doet wonderen

Ik sta voor de Travel Medical Centre in Galway en wrijf intensief over mijn bovenarmen. Het is een uur of vijf en de zon is eindelijk doorgebroken. Ik heb net de tweede shot Rabies en Hep B gekregen en ik ben altijd een kleine aansteller wanneer het aankomt op dit soort prikkerijen. De zuster die me behandelde was dezelfde vrouw als vorige week. Ze doet me denken aan een van de goede feeën van Doornroosje: echt een geboren verzorger met een gouden hart. Ze heeft zo’n moederlijke magie om zich in hangen waar je gewoon meteen naartoe getrokken wordt. Na onze afspraak (wat eindigde in een vertederend, emotioneel en verbindend gesprek) kreeg ik een knuffel die ik echt even nodig had. Ik sta nu voor de kliniek en maak een paar ongecontroleerde bewegingen om de emotie wat uit mijn lijf te schudden. Niet slim, want ik was alweer vergeten dat mijn armen net geïnjecteerd zijn. Dus nu sta ik met een chagrijnige kop door de beurse plekken in de zon. Ik besluit voor gemak te gaan en koop daarom bij de dichtstbijzijnde supermarkt de eerste beste magnetronmaaltijd die ik zie. Ik loop terug naar het hostel, bel even met mijn maatje en verlang nu alweer naar een prikkelarme avond op mijn niet-zo-prikkelarme zespersoonskamer.


Ik open de verpakking van de tikka masala in de grote keuken van het hostel en op het moment dat ik er gaatjes in wil prikken maak ik oogcontact met iemand die ik niet anders kan omschrijven als Prince Charming. Hij is tall, dark & handsome, heeft een goede kledingstijl en een gemoedelijke energie om zich heen hangen. Een rij hagelwitte tanden ontbloten zich en ik kan niet anders dan een beetje betoverd worden door deze man. Wanneer het aankomt op mannen heb ik een heel specifiek type en ik kan jullie verzekeren dat ‘Disney prins’ niet in de top 1000 van woorden zou staan waar ik mijn type mee zou omschrijven. Hij steekt zijn hand uit en stelt zich voor als Kyle. Hij is beleefd, hoffelijk en zachtaardig. We maken wat smalltalk over onze vorige en aankomende reizen, over de perikelen van hostels en over de kleurrijke, Nederlandse tulpenvelden. Ik vraag hem wat voor werk hij doet, waarna hij zegt: ‘I work for the United States Coast Guard in Los Angeles.’ Ik bekijk hem even van top tot teen en zeg: ‘Ah, dus je bent eigenlijk Ken van Barbie. You do beach!’ Zijn haast volmaakte, expressieve gezicht laat niets anders dan verwarring zien en hij trekt zijn wenkbrauw nog hoger op als ik niets meer toelicht. Op dat moment komt er een meisje van nog geen 1 meter 55 aangehuppeld die zich naast Kyle voegt. Ze is een mix van Elsa uit Frozen en Rapunzel uit Tangled. Haar overdreven Amerikaanse lach neemt het gesprek meteen over. ‘Yes, he does beach!’ Tyler, zo heet deze hyperactieve Disney-prinses, legt de referentie van de Barbie-film uit aan haar reeds gemaakte vriend Kyle. We praten met z’n drieën verder in de keuken van het hostel en ik word uitgenodigd om pizza’s te gaan eten met ze. Yes, ik heb wel weer zin in wat mensen om me heen: Disney en al haar personages blijven me ook op mijn 26e nog steeds betoveren. Ik schuif mijn tikka masala terug in de verpakking, pak mijn jas en stift mijn lippen rood. Ik geef mijzelf een knipoog in de spiegel en loop naar buiten met twee Amerikanen aan mijn zijde.


Tyler is opgegroeid in bible-belt Ohio, heeft ADHD zoals Jochem Myjer dat heeft, werkt voor een groot Amerikaans marketingbedrijf en is een beetje onzeker over zichzelf in de meest onschuldige manier. Haar pizza wordt als eerste gebracht en haar aandacht wordt volledig gestort op haar avondeten. Eindelijk is ze even stil en kan ik mijn gedachten weer horen. Ik kijk naar Kyle en frons een beetje. ‘Wat is er?’ vraagt hij. Ik vertel hem dat hij echt heel erg op Prince Charming lijkt. Kyle en Tyler kijken elkaar aan en barsten in lachen uit. Wat blijkt? Kyle is jarenlang acteur geweest in de Disneylands in Florida, Parijs en Tokio. En, geen grapje, Kyle speelde inderdaad jarenlang de geliefde van Assepoester.


Na onze pizza’s te hebben verorberd maken we een grote wandeling door Galway. We delen verhalen over onze reizen, over onze levens, over onze passies en over waar we naartoe willen bewegen. Kyle is een vrije geest en zijn antwoorden zijn wat ambigu wat de interpretatie de vrije loop laat. Zijn houding ten opzichte van de wereld lijkt op de mijne en ondanks dat het nog een tikkeltje te Amerikaans voor mij is, vind ik het fijn om even in zijn energie te hangen deze avond. Tyler, daarentegen, is te druk gefocust op hoe ze zichzelf moet verhouden naar de wereld om zo succesvol te kunnen worden. Haar succes hangt in haar optiek af van de meningen, beoordelingen en kritieken van anderen en ze vindt het duidelijk spannend om nu, deze avond, haar eigen normen en waarden uit te spreken. Ik vraag haar, terwijl we over Quay Street lopen, wat ze vandaag nog kan doen om ervoor te zorgen dat haar zelfvertrouwen wat groeit. Haar antwoord start met: ‘Well, if my friends…’ Ik onderbreek haar en zeg: ‘Nee, nu plaats je het weer extern. Wat kun jij doen?’ Kyle moet lachen en zegt met een zucht dat Tyler het leven nog aan het leren is. Na een paar minuten zegt ze dat ze zichzelf wel wat meer complimentjes mag geven op haar vaardigheden. Kyle en ik kijken elkaar aan en delen een gemeenschappelijk gevoel van trots, vergezeld met een brede grijns.



We sluiten de avond vroeg af met een kop thee in het hostel. Ik heb écht een fijne avond gehad, denk ik nog wanneer ik de lift naar mijn kamer neem. Ik heb lang niet alle Disney-films gezien en ik moet eerlijk bekennen dat het alweer veel te lang geleden is dat ik het duet ‘Love is an Open Door’ met mijn broer heb gezongen. Maar de magie van Disney verdwijnt denk ik nooit. En als ik zo naar mijzelf kijk in de spiegel, voel ik me een beetje als Merida uit Brave. Net als Merida zit mijn haar zit voor geen meter, heb ik geen liefdesbelang behalve die richting mijzelf en voel ik me brave: moedig. Ik kijk opnieuw in de lange spiegel in de lift en terwijl ik naar mijzelf kijk herken ik mij weer in het spiegelbeeld.


Bien à toi,

Marit

To have the courage to walk away

5 maart, 14:00

Met weer 15 kg op mijn rug, 10 kg op mijn buik en 3 kg om mijn schouder, open ik de deur van mijn kamer. Doordat ik nu twee keer zo breed ben dan normaal, schat ik mijzelf iets te smal in en struikel daarom over de drempel. ‘Oh my God,’ - wat uitgesproken wordt als Gawd– ‘Are you okay?’ Ik word verwelkomd door een meisje dat zichzelf voorstelt als Kelsey. Haar huidskleur is enigszins oranje van de vele lagen foundation en self-tan. Ze heeft een zwaar Texaans accent en haar petje met de tekst ‘Make America great again’ verraadt op wie zij de komende tijd gaat stemmen. Ik zet mijn tassen op de grond, doe mijn jas uit en ga zitten op een stoeltje. Ik vraag Kelsey naar wat koetjes en kalfjes, waarna ze me vertelt dat ze haar reis heeft laten plannen door AI: ze wil in 12 dagen geheel Groot-Brittannië en Ierland zien en heeft ChatGPT een reis voor haar laten uitstippelen. Ze is gemaakt, ze is niet slim en ze is onwijs vriendelijk.


Ik ben dus op een klein kamertje beland in een hostel in het centrum van Galway. Ik claim een van de bedden als de mijne en neem een diepe teug lucht. De geur van muffige stof en zweet van jongvolwassenen kruipt mijn neus binnen. Ik neem even de tijd om te recupereren in mijn kleine bubbeltje. Waar het eerst mijn intentie was om een gehele maand bij Nutan te blijven, heb ik besloten om na een week door te gaan. Ik heb een turbulente en leerzame week achter de rug gehad, maar voel dat ik er beter aan doe om het voor nu daarbij te laten. Soms moet je de moed hebben om door te gaan en niet achterom te kijken. Dat is ook een keuze uit liefde. Uit zelfliefde. Na een halfuurtje schuif ik het gordijntje van mijn bunkbed opzij. Kelsey staat voor de spiegel tegenover mijn bed en haalt haar make-up van haar gezicht. De conservatieve Trump-stemmer draait zich om en schenkt me een brede glimlach. Ik sper mijn ogen wagenwijd open en zeg voordat ik erbij nadenk: ‘Wow, Kelsey, you are so beautiful without all of that make-up!’ De vernietigende blik van de Amerikaanse die volgt spreekt boekdelen. Haar brede glimlach wordt plotseling een dun streepje en een sissende ‘thanks’ beëindigt ons gesprek. Lekker bezig, Marit. Je bent nog geen uur op je nieuwe verblijfplaats en je hebt meteen iemand beledigd.



7 maart, 12:00

Ik heb een nieuwe WorkAway gevonden! Vanaf morgen vertrek ik naar Mountshannon, in County Clare. Daar help ik Joey, een jongen van ongeveer mijn leeftijd die sinds een paar jaar geïmmigreerd is naar Ierland. Hij woont samen met zijn hond aan een groot meer in het midden van de natuur en heeft hulp nodig met het opknappen van zijn huis, met het bijhouden van zijn tuin en met het opzetten van een moestuin. Ik kijk ernaar uit om mijn handen weer in de aarde te steken en om te ‘creëren’: of dat nu middels kunst is, door leven te geven aan planten of middels enerverende gesprekken. Bij Joey zijn er nog twee andere WorkAway’ers en ik kijk ernaar uit om even samen te zijn met meerdere mensen.


En voor nu zit in in een café aan Eyre Square. Ik heb net een fijne wandeling gemaakt door Galway. Het is een beetje de Groningen van Ierland: een universiteitsstadje waar altijd wat te doen is. Ik ben hier nu drie dagen en ben veel op mijzelf. Ik teken en lees veel de afgelopen dagen, iets wat ik graag doe en waar ik de afgelopen twee maanden helemaal niet de tijd voor heb gemaakt. Ik ben negen van de tien keer een extraverte, praatgrage en sociale ‘bumble bee’, maar het voelt heerlijk om deze dagen in Galway de focus te kunnen leggen op Marits interne wereld, in plaats van Marits externewereld.



Bien à toi,

Marit