Marit is oké - Verhalen van Marit die plotseling wilde Leven

Oké, dat mag best gevierd worden

Op woensdagochtend 20 december reed ik in een Honda Civic over de N35. Mijn reisgenoot Dirk had een kater, daarom reed ik. Hij vroeg: ‘Is dit niet speciaal voor je? Zo voor de laatste keer?’ Ik wuifde z’n vraag wat weg en zei iets in de trant van dat ik dit hoofdstuk al lang had afgesloten. Ik was nota bene negen weken geleden al gestopt bij Boerhaven, een fulltime kliniek in Hengelo voor complexe persoonlijkheidsstoornissen. Ik reed de tunnel bij Nijverdal in en de kletterende regen op de vooruit stopte eventjes. Dat moment van stilte gaf me ruimte om eens na te gaan: is dit dan zo’n speciaal moment? Op mijn gezicht bekroop een vage glimlach en ik wist dat dit mijn antwoord was.



Dit zou mijn laatste afspraak zijn. Ik heb die gedachte echt al minstens vijftien keer gehad door de jaren, maar dan met de insteek dat ik toch vroeg of laat dood zou zijn. Maar nu was het anders. Het zou mijn aller- allerlaatste afspraak zijn bij Lotte, mijn aller- allerlaatste behandelaar, bij mijn (naar eigen vertrouwen) aller- allerlaatste ggz-instelling, omdat ik ze alle drie niet meer nodig heb. Geen afspraken meer, geen behandelaren meer, geen instellingen meer. Voor het eerst in 9,5 jaar zou ik vrijwillig zonder hulp zijn. Omdat ik dat wil. Omdat ik dat kan. Omdat ik op een miraculeuze manier beter ben. Het voelde als een nieuw begin.



De afspraak met Lotte was kort, maar de emotionele, dankbare en hoopvolle energie die zowel bij haar als mij vibreerde, maakte dat het lang voelde. Iets met kwaliteit boven kwantiteit. Lotte zei dat ze het spannend vond dat ze op de uitschrijfknop mocht drukken. Spannend zoals het Engelse woord ‘exciting’, niet met de angstige connotatie die het Nederlandse woord nog wel eens doet overkomen. Met haar rug naar mij toe gericht, klikt ze op allerlei knopjes. Ze kijkt met een grimas over haar schouder en zegt: ‘Nou, ik heb je uitgeschreven!’ Ze draait zich weer naar mij om en ze vraagt me naar mijn aanstaande reisplannen. Tot slot lees ik een brief aan haar voor, een brief vol dankbaarheid. Ik twijfel of ik vraag of ik haar mag omhelzen, maar twijfel is zo’n vervelend gevoel. Mijn wens neemt het over en ik geef voor het eerst in mijn leven een hulpverlener een knuffel. Ik loop de kamer uit, de gang op en draai me nog één keer om. Ze zwaait mij uit. Ik mag van geluk spreken dat mijn laatste behandelaar een goedzak is. Ze zijn echt niet allemaal slecht, maar het is toch fijn dat je op zo’n moment wordt uitgezwaaid door iemand met het hart op de goede plek.



‘Kom, we gaan even taart halen.’ Ik stap de blauwe Honda weer in en we rijden naar de dichtstbijzijnde supermarkt. De songtekst van Wespen op de Appeltaart dreunt door de auto: ‘[…] , ik hoop maar dat er roze koeken zijn. Het wordt een hele mooie dag vandaag.’Ik voel me vogelvrij, tevreden en dankbaar.Ik koop een belachelijk duur gebakje met marsepein en een kaarsje met het cijfer één. Ook koop ik 26 roze koeken voor de afdeling waar mijn oude medecliënten zijn. Ik geef de roze koeken af, loop voor de laatste keer naar buiten en eet onderaan de trap ongegeneerd en vol feestelijkheid het aller- allerlekkerste slagroomtaartje ter wereld.



Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!