Marit is oké - Verhalen van Marit die plotseling wilde Leven

Don't hold your breath

Ik lig op bed in een hotel in Sanur, een wijk in Denpasar, de grootste stad van Bali. Hotels, guesthouses en hostels kosten hier bijna niets. Zo heb ik denk ik 11 euro betaald voor deze overnachting. Daar krijg je dan een ruime hotelkamer voor met airconditioning, zwembad, ontbijt en vele andere faciliteiten. Een Balinese massage van een uur erbij boeken kost je €6,-. We zochten een hotel relatief dicht bij het vliegveld, want over een paar dagen ga ik weer door op mijn reis. Rico en ik hebben vanochtend definitief afscheid genomen in Ubud. Lisa ligt naast me, ik heb haar bijna twee weken niet gezien en het is fijn om even face to face aan te haken met haar. Zij heeft tien dagen doorgebracht op Gili Trawangan, wat ik een enorme prestatie vind gezien het een equivalent is van het feesteiland Chersonissos. Ofschoon Gili maar drie bij twee kilometer groot is. Ik ben blij voor Lisa, vooral omdat Bali niet helemaal haar ding was en het duidelijk is dat Gili dat wél was. Ze heeft veel uitgerust en veel gesnorkeld (en daarbij heel veel schildpadden gezien!). Ik praat haar bij over mijn tijd in het meditatiecentrum, mijn avonturen met Rico en tot slot hebben we het over hoe we de komende dagen in gaan vullen. Ondertussen app ik wat met Rico, hij laat doorschemeren dat hij me graag nog één keer wil zien voordat ik weer vertrek naar mijn volgende bestemming, welke dat ook mag zijn. Na allerlei mogelijke opties te doorlopen stuurt hij een appje met het volgende bericht: ‘Or you can go dive with me tomorrow?’



Om 06:45 ‘s ochtends zit ik dan in de taxi naar Padangbai. Lisa is mee, zij bezoekt White Sand Beach. Precies zoals de naam al indiceert is het zo’n typisch tropisch strand. Ik zet haar af en loop vervolgens naar de duikschool van Rico. Het zweet staat me op het voorhoofd en dat komt ditmaal niet van de warmte. Als een mantra blijf ik krampachtig het zinnetje ‘liever spijt van wat je wel hebt gedaan, dan spijt van wat je niet hebt gedaan’ herhalen in mijn hoofd. Maar dan zie ik Rico van een afstandje. Hij geeft hij mij een glimlach van oor tot oor en ik merk dat ik al wat rustiger word. Dit wordt gewoonweg leuk. Dit wordt echt leuk. Gewoon leuk. Niets minder dan leuk. Denk ik. Hoop ik. Deze aankomende ochtend draait helemaal niet om duiken, het draait erom dat iemand die mij dierbaar is geworden in korte tijd mij een uitnodiging heeft gegeven om een kijkje in zijn leven te nemen. Hij wil niets anders dan op de valreep mij meenemen in zijn passie en me daarin onderdompelen (pun intended).


Ik krijg een kop koffie in m’n trillende handen gedrukt terwijl we gaan zitten aan een van de tafels van Geko Dive. Ik vul wat formulieren in, waarmee in mijn leven uit handen geef aan Rico. Althans, zo zegt hij het met een knipoog. Aandachtig luister ik naar zijn instructies. Normaalgesproken zou mijn betweterige humor grapjes maken tussendoor, maar ditmaal houdt de spanning me enigszins gedeisd. Na een korte toets om te checken of de informatie goed is overgekomen, krijg ik een kneepje in m’n been en vraagt Rico voor de laatste keer: ‘And? What’s rule number one?’



Don’t hold your breath.


Toen ik nog thuis woonde ging ik bijna elke dag in bad om drie redenen. Mijn ouders wisten precies hoe laat het was wanneer ik in bad ging. Zelfs toen ik al lang en breed op mijzelf woonde, ging ik een paar keer per week naar m'n ouders om gebruik te maken van hun bad. Ten eerste was dat een plek waar ik even helemaal alleen kon zijn en kon ontprikkelen van alle chaos in mijn hoofd. Ten tweede ben ik de grootste koukleum ter wereld en deed de warmte me goed en voelde ik me geborgen in bad. Tot slot kon ik mijn gedachten, emoties en gevoelens de vrije loop laten zodra ik helemaal kopje onder ging: je hoort, ziet en ruikt niets meer en dat zorgde voor een welkome sereniteit waar gek genoeg alle ademruimte van het universum lag.



En die ademruimte voel ik precies nu met een wetsuit aan, met een zuurstoftank op m’n rug en met een grote duikbril op terwijl ik twaalf meter onder het wateroppervlakte zweef in een driedimensionale ruimte. Ik adem in, ik adem uit. Op dit moment ben ik de gelukkigste persoon op aarde. Ik ben volledig in mijn element en ben zó blij, hoewel blij niet eens de lading dekt: ik ben één met het water en voel me hier volledig rustig, veilig en vrij. In gebarentaal bedank ik Rico dat hij me heeft meegenomen en dat ik het fantastisch vind. We zien de meest kleurrijke scholen vissen, schildpadden, pijlstaartroggen, haaien en zelfs Nemo, ook bekend als de clownvis, zien we een paar keer. Normaalgesproken duurt een eerste duik een keer twintig, hooguit dertig minuten. Doordat het spannend is ga je krampachtig ademhalen en gaat je zuurstoffles sneller leeg. Alleen gaat alles zo natuurlijk dat we zo’n 45 minuten onderwater blijven.



Zodra we boven zijn haal ik mijn regulator uit m’n mond en laat ik een luide kreet over de golven varen: ‘Whooo! That was absolutely amazing!’ Ik klim als eerste weer de boot in sta met m’n bek vol tanden voor me uit te staren. Ik ben een persoon die niet snel zonder woorden is, maar ditmaal ben ik totaal van mijn apropos. Zodra Rico weer in de boot zit, zegt hij: ‘And? Want to do another dive?’ Ik geef hem een grijns en knik hevig.



Die avond drinken we een biertje en reflecteren we op mijn tijd in Bali. De afgelopen weken heb ik Rico uit de mentale en emotionele shit geholpen: hij zat ik een diep gat en had niets anders nodig dan een luisterend oor. Ik vond het fijn om bij hem te zijn en voelde me vanaf het eerste moment op m'n gemak. Hij bedankt me voor alles, zegt dat ik een levensveranderd persoon ben in zijn leven en vraagt of ik niet langer kan blijven. ‘Let’s just skip the ‘nama’ and instead you ‘ste’ here.' Ik vertel hem dat ik slechts een spiegel ben van alles wat hij zelf ook wel weet, maar hij ontkent dat stellig, gevolgd door een vertederende liefdesverklaring. Ik rook m’n laatste sigaretjes op, waarnaar Rico zegt: ‘So if you think were merely a mirror, then what is it I taught you these last weeks?’



Naast dat Rico mij weer een lichte nicotineverslaving heeft gegeven, heeft hij me geleerd om mijn adem niet in te houden. Adem vasthouden is in angst, verkramping en ongemak leven. Ademen is doorgaan.Sinds Nieuwe Marit wat meer geïntegreerd is, hang ik soms nog aan een stukje verleden vast. Alsof ik met één been in oud sta, en met een ander been in nieuw. Dat komt omdat ik ook maar gewoon een mens ben die het spannend vindt om los te laten, door te gaan en om vertrouwen te hebben in jezelf en in het universum. Rico zegt altijd: ‘To be, is to be perceived’, duidend op dat alles wat voor je staat voor het oprapen ligt en alles wat achter je is, nou ja, dat ligt achter je. Wanneer je je adem inhoudt, probeer je met man en macht het hier-en-nu vast te houden om zo controle te houden over wat er gebeurt in je leven, je toekomst. Alleen heb je niet zoveel controle over of het pad wat je kiest het juiste pad is: het leven wordt voorwaarts geleefd en achterwaarts begrepen. Het enige waar je controle over hebt is of je ervoor kiest om in- en uit te blijven ademen. En om vervolgens die ademruimte te benutten om eens te observeren waar je wel niet vandaan bent gekomen.


Number one rule: don’t hold your breath.

Bien à toi,
Marit


Gastronomisch uiteten in Ubud - Room4Dessert

Voordat we naar onze kleine villa gaan ten westen van Ubud, vertelt Rico dat we gaan stoppen in de binnenstad om een jurk te kopen. Ik ben hier naar Bali gegaan met niets anders dan praktische, oude kleding en ik heb daarom niets bij me waar ik me mooi genoeg in voel om te dragen naar Room4Dessert. En om met rode ANWB-sandalen met klittenband naar een prestigieus restaurant te gaan, is zelfs mij een beetje te veel. Want dat is waar we vanavond gaan doen: gastronomisch uiteten bij Room4Dessert, een restaurant dat zich louter richt op innovatieve desserts in combinatie met kunstzinnige cocktails. De Netflix-serie ‘Chef’s Table’ heeft een aflevering gemaakt over dit restaurant en ik raad jullie van harte aan om hem te bekijken.


Op de art market koop ik een jurk, die ik weet te bemachtigen voor 1/3 van de prijs. Rico noemt me een ‘Dutch Monster’ wanneer het aankomt op shoppen: kennelijk ben ik genadeloos wanneer het aankomt op afdingen en heeft hij zelfs plaatsvervangende schaamte voor mijn skills. Nu we toch in Ubud zijn besluit ik wat kleine souveniertjes in te slaan voor het thuisfront. Ubud is een creatieve stad: in plaats van dat mensen worden gevierd voor hun scholing, carrière of gezinsleven, ligt de focus hier juist op de kunsten. Of het nu schilderen, beeldhouwen, houdbewerking of stofbewerking is: iedereen heeft hier wel een talent. Van alle plekken die ik heb bezocht in Bali, vind ik Ubud veruit het fijnste om te zijn. We drinken een Bintang, het biermerk uit Indonesië, en vervolgen onze weg naar ons huisje. (Oké, misschien drinken we drie Bintang; ik ben nota bene op vakantie…)


In mijn semi-chique outfit word ik voorgeleid door Rico, die achter me aan loopt. We worden rondgeleid door de tuin van Room4Dessert door een bekwame gastheer. Twintig procent van alle ingrediënten gebruikt voor de gerechten van R4D komt uit deze tuin. Ik kijk rond en herken veel: avocado’s, hibiscus en mangostenen, maar ook van alles wat ook in Nederland te vinden is zoals dille, peterselie en eetbare viooltjes. De overige tachtig procent wordt lokaal gehaald: niets komt van de grootmarkt. Ik stel veel vragen aan onze gastheer, misschien iets te veel, want we geraken in een diep gesprek over permacultuur, moestuinen en landbouw. Rico kijkt me van een afstandje met een grijns aan terwijl hij een sigaretje aansteekt. Tot slot worden we naar de bar gebracht, waar ons culinair exposure start. Althans, zo zegt Rico het. Voor mij is dit al begonnen op het moment toen ik wist dat we naar Room4Dessert gingen: een droom die uitkomt.


We nemen plaats aan de bar, waar we onze eerste vijf gangen zullen krijgen. Onze gastvrouw is ‘down to earth’ en vertelt ons over haar passie omtrent het restaurant — niet die van de chef. Ze heeft het duidelijk naar haar zin hier. En dan… Tja, dan mag het feest doorgaan! Als het restaurant Room4Dessert heet, zou je denken dat alle gangen desserts zijn. Maar nee, we beginnen aan de bar met vijf verschillende hartige gerechten. Van dumplings tot pasta, van ribs tot kaviaar… Elke keer als zo’n hapklaar kunstwerkje voor me wordt gezet klap ik als een hysterisch meisje in m’n handen van enthousiasme. De eerste vijf gerechten worden begeleid met twee cocktails op basis van gefermenteerde thee uit Kopenhagen. En nee, ik wist ook niet dat Denemarken dit in z’n mars had: zalig, mensen, zalig… Na elke hap en na elke verwondering omtrent de creativiteit van het koken, frustreer ik mijzelf (met een knipoog) dat ik niet meer ga doen met koken.


Na onze eerste vijf gangen worden we naar een totaal andere ruimte geleid. We krijgen een rondleiding door de originele keuken van Will Goldfarb om vervolgens achter de bar langs neer te strijken in een met louter kaars verlichte boudoirhal. Elk gerecht wat nu volgt - en vanaf nu zijn het echt alleen maar desserts - heeft een perfecte balans tussen zoet, zout, bitter, zuur en umami. Waar we in de vorige ruimte twee cocktails hadden voor alle vijf de gerechten, krijgen we nu per gerecht een cocktail. Ik ben een lichte, zéér lichte dronk en voor ik het doorheb geniet ik uitbundig met zo nu en dan een schaterlach van mijn fantastische avond met fantastisch gezelschap. We eindigen de avond in weer een andere ruimte, namelijk in de tuin van R4D. We worden op een bankje neergezet en krijgen onze laatste vijf desserts, die meer aanvoelen als kleine verwennerijtjes. Wederom worden ze vergezeld een cocktail. Wat een avond, wat een ervaring. Ik hef mijn zoveelste cocktail - ditmaal geserveerd in een theekopje - en proost met Rico: ‘Opdat ik echt, écht meer met creativiteit moet gaan doen, want daar ligt mijn hart.’

Bien à toi,
Marit

‘Namaste, guys, nama - f*cking - ste!’

Het is elf uur ’s ochtends en ik zit in het restaurant van het meditatiecentrum samen met Mor en Sasha, twee vrienden die ik hier heb gemaakt. Aan de linkerkant kijk ik uit over uitgestrekte rijstvelden, aan de rechterkant zit er een grote, hoge en diepe jungle. Het is een prachtig hier: er is geen afleiding van de grote stad, er zijn geen taxi’s en ook is ze lucht hier frisser. Mentaal draai ik nog wat overuren: de stress zit er goed ingebakken waardoor ik meer dan aan sta. In plaats van dat ik rustig wandel, hol ik een beetje. In plaats van dat ik de tijd neem voor m’n maaltijd schrok ik die naar binnen. In plaats van vroeg naar bed te gaan, blijf ik op tot in het holst van de nacht om wat dan ook maar te doen. De eerste dagen hier waren daarom ook een echte overgang. Inmiddels zit ik hier in alle rust aan een van de tafels en voel ik me best oké. Ik heb m’n benen half op tafel, ik heb m’n zonnebril op en ik heb een sigaretje in m’n mond. Het gaat niet goed, het gaat niet slecht: het gaat oké met mij. Ik ben oké.


Ergens had ik verwacht dat er hier veel mensen zouden zijn, maar dat valt mee. We zijn maar met z’n zessen: een Braziliaanse vrouw en een Australische vrouw van beiden in de zestig, een Israëlische jongen van dertig en een Britse meid van eind twintig. Tot slot is Liran er, een hechte vriendin van mij uit Nederland die toevallig ook in Bali is. Toen ik haar voorstelde om samen naar Osho te gaan, was ze meteen enthousiast. Zij is nu een wandeling maken in de jungle, dus zit ik hier met mijn twee leeftijdsgenoten te bakkeleien over het leven. Want ja, wat moet je anders doen als je in het zen-centrum bent van Bali? Zowel Sasha als Mor hebben een rijk en ontroerend leven geleefd en zijn op heel verschillende manieren bij Osho terechtgekomen. Tot slot voegt Prem zich bij het gesprek, de meditatieleider. Een vrolijke, jolige, Indiase man van veertig jaar met een hart van goud. Aan hiërarchie wordt niet gedaan bij Osho, maar als grap noem ik Prem altijd op een speelse manier ‘meester’. Dan groet ik hem met mijn handpalmen tegen elkaar, tegen mijn borst aan, terwijl ik een kleine buiding maak. En Prem? Hij moet dan lachen en noemt hij mij dan altijd ‘mahan guru’: de meester van alle meesters.


‘Ik vind het ook jammer om te gaan, ik begin net een beetje te landen en weer wat gronding te vinden.’ Ik dank Prem voor de tijd, wijsheid en speelsheid samen gespendeerd. Prem vraagt hoe laat ik vertrek en wat mijn volgende plannen zullen zijn. Ik vertel hem dat ik om twaalf uur moet uitchecken en dat ik vervolgens opgehaald word door… Tja, hoe ga ik de persoon omschrijven met wie ik zo meteen vier dagen ga doorbrengen? Op dat moment worden er heel onverwachts twee armen om mij heen geslagen en krijg ik een dikke zoen op mijn wang. Ik draai me om en kijk naar Rico, met z’n enorme grijns en z’n lieve lichtbruine ogen. Rico en ik hebben elkaar leren kennen voordat ik naar de Gili-eilanden vertrok. Rico is in de dertig en woont nu al tien jaar op Bali. Hier runt hij z’n eigen hostel en z’n is hij diepzeeduik-instructeur bij eigen duikschool (Geko Dive in Padangbai, Bali). Zijn passie ligt bij de laatstgenoemde: zodra hij in het water is, is hij de gelukkigste man op aarde. We kennen elkaar nu een week en naast het heen-en-weer-geapp hebben elkaar maar één avond gezien. Hij heeft me al duizendmaal geprobeerd te overtuigen om met hem te duiken, maar ik ben als de dood en blijf hem afwijzen op zijn voorstel. Sinds mijn niet zo succesvolle sky-dive-avontuur van afgelopen zomer probeer ik de letterlijke hoogte en diepte in mijn leven niet zonder noodzaak op te zoeken. Rico en ik hebben een klik, zo’n eentje die je niet vaak tegenkomt in je leven. En gezien ik liever spijt heb van de dingen die ik wel heb gedaan, dan die ik niet heb gedaan, haalt Rico mij nu op. Daarom volg ik mijn ‘gut-feeling’ en besluit ik met hem in zee te gaan (nee, niet letterlijk – ik vertik het nog steeds om te duiken). Voor het gemak doop ik Rico bij deze om tot mijn vakantievriendje. Ik neem afscheid van mijn reeds gemaakte vrienden, doe m’n rugtas om en loop met Rico naar de parkeerplaats waar z’n motor staat. Hij slaat z’n arm om me heen, zet z’n zonnebril op en wenkt de achterblijvers voor een laatste keer. Mijn half-Franse/half-Italiaanse vriendje roept met de meest overdreven, sarcastische stem: ‘Namaste, guys, nama - f*cking - ste!’


Zodra we de hoek om zijn geef ik Rico een stomp in z’n zij: ‘“Namaste, guys, namaste”? Really?!’ Rico is de antagonist van spiritualiteit en maakt graag grapjes over harembroekdragende mensen met dreadlocks die in het dagelijks leven bevoorrechte Europese yuppen zijn en een paar keer per jaar ‘hun chakra’s en zichzelf proberen te vinden’ op Bali. Ergens moet ik lachen om hem en zijn grote mond, want ik heb al sinds onze eerste ontmoeting door dat er een heel klein hartje schuilt achter deze grote mond. Rico heeft een paar dagen vrij genomen, waardoor we de tijd hebben om samen op te trekken. We gaan naar Ubud, een kunstzinnige en spirituele stad in het midden van Bali. Samen lopen we het meditatiecentrum uit. Ik kijk nog een keer achter me, kijkend naar de grote poort die naar de meditatieruimte leidt: ik grinnik om het contrast tussen de paar dagen die ik net heb gehad en de paar dagen die ik zo ga hebben. En zo gaan we door met het volgende hoofdstuk van mijn reis, met hier alvast een kleine preview: een vijftiengangentoetjesdiner, dansen in een ‘namaste’-club, transformeerde gesprekken in een privézwembad en bezoekjes 11e eeuwse harem-tempels. Ik stap achter op de scooter, ik sla m’n armen om Rico’s middel en ‘off we go’.


Bien à toi,

Marit

58

Another day in Paradise

Sinds een dag of twee functioneer ik weer een beetje. Ik heb geen koorts meer, ik kan weer normaal eten en ook mijn energie begint weer wat terug te komen. Dat mocht ook wel, want ik heb een heel gekke gatenkaasweek achter de rug; door alle koorts ben ik veel momenten een beetje kwijt. Zo weten de foto’s mij te vertellen dat we ook een nacht in een airbnb-scam hebben geslapen: een soort bouwval dat leek op een barakkenziekenhuis uit de jaren 40. Hoewel een ziekenhuis uit die tijd nog veel schoner zou zijn geweest. Brr.


Inmiddels zijn we in Manggis, in het oosten van Bali. We hebben hier ons eigen hut op een klein resort. Alle andere huisjes zijn vanwege het laagseizoen nog vrij, dus komt het erop neer dat we ons eigen personeel hebben. Onze zwembadbedjes worden elke ochtend opgemaakt, onze was wordt gedaan, het eten wordt naar onze kamer gebracht en ’s avonds wordt zelfs het licht van onze veranda uitgezet. Deze accommodatie ligt ditmaal een klein beetje uit ons dagbudget, maar in verband met de aanfluiting van hiervoor en vanwege het feit dat we beiden niet fit zijn, kiezen we even voor gemak.


Het zijn moeilijke dagen voor mij. En dat heeft eigenlijk niets te maken met mijn fysieke gesteldheid. Ja, ik ben door een mangel gehaald en moet hier flink van herstellen, maar ik heb er alle vertrouwen in dat mijn lijf dit wel oplost. Het zijn moeilijke dagen omdat ik merk dat het leven me aanvliegt als nooit tevoren. Ik ben er angstig en nerveus onder en ik huil erg veel. En dan kan ik nu een eindeloze lijst gaan opnoemen van alles wat mijn hoofd me vertelt wat me aanvliegt, maar dan beland ik in een vicieuze cirkel.


Dus misschien is het 12.000 kilometer verwijderd zijn van wat ik ken, misschien is het dat ik voor het eerst op een niks-doe vakantie ben, misschien is het dat ik een belangrijk stuk van mij bewust in Nederland heb gelaten, misschien is het de illusie dat ik duizend-en-één keuzes moet maken, misschien is het een gebrek aan toekomstig perspectief, misschien is het dat ik echt op mijzelf ben aangewezen, misschien, misschien, misschien… De misschiens en wellichts zijn niets anders dan verklaringen van ons brein om te snappen waarom we ons voelen zoals we ons voelen. Een trucje waar je je eigenlijk miserabel van kunt gaan voelen. Maar ratio moet je niet bestrijden met emoties, net zoals dat je emoties niet moet bestrijden met ratio.


Wat er allemaal schuilgaat onder die berg van ratio, woorden, hoofd en denken? Niets anders dan een bult verdriet dat gevoeld en verwerkt mag worden. Eigenlijk alles wat er is gebeurd de laatste tien jaar, tezamen met alle veranderingen uit het hier-en-nu die best wat verdriet en spanning meebrengen. En wanneer we verdrietig zijn willen we allemaal getroost worden en nabijheid ervaren. Ik ben een halfjaar geleden tien maten uit mijn jasje gegroeid en ben geleidelijk op zoek naar nieuwe kleding. Kleding dat we wel past. En het liefst doe je dat met een voorbeeld in je buurt, of met geborgenheid en veiligheid. Alleen heb ik de hardcore-modus uitgekozen door het alleen te doen. Of nou ja, 'alleen', ik heb genoeg lieve mensen om me heen. Ik zou het ook niet anders willen. In plaats van het extern te zoeken, ben ik hier op Bali wat genoodzaakt het intern te vinden. En dat kan ik, dat wil ik. Want ik heb alles in mij om dit ingewikkelde en tegelijkertijd simpele leven aan te kunnen. Ik denk dat ik mijzelf maar gewoon weer eens in omhelzing vast mag houden.


Ik heb dus eigenlijk weer een enorme drang naar controle, begrijpen en vasthouden, typ ik nu met een vage grijns op mijn gezicht. Typisch Oude Marit. En dat terwijl ik juist zo goed op weg ben naar overgave, niet-weten en loslaten. Ach, de boog kan niet altijd gespannen zijn. Dan kun je nog zo goed op je spirituele pad zitten, het is en blijft elke keer weer kijken in liefde, openheid en mildheid. Onder het mom van self-care én omdat ik dit al heel lang héél graag wil ga ik daarom volgende week naar een driedaagse retraite van het OSHO Meditation Centre Bali. Ben benieuwd of zo’n rood gewaad me een beetje staat!


Bien à toi,

Marit

Van Meditatie naar Medicatie

Het is elf uur ’s ochtends. Ik lig op een yogamat in een meditatiecentrum in het hartje van Ubud. Gezien ik vandaag een halfjaar oud ben, besloot ik in stijl te gaan doen wat ik zes maanden terug ook deed: een klankschalenceremonie. En volgens mij is Bali dan wel de spirituele hotspot van de klankschalen, meditaties, yoga en tantra. Ik stond vanochtend op met kwetsbaarheid, weemoed, dankbaarheid, melancholie en tevredenheid in mijn rugzak. En hoe kan er zoveel tegenstrijd in één rugzak passen? Nou, door het niet te ervaren als tegenstrijd. Makkelijker gezegd dan gedaan, trouwens.


Wat er nu precies een halfjaar geleden gebeurd is, heb ik nog nergens echt beschreven realiseer ik me. Dat verhaal houden jullie tegoed van me. Belofte maakt ook schuld, dus misschien beloof ik jullie wel helemaal niets. Enfin, het komt als het komt.


Ik ben een groot voorstander van emoties laten stromen, zeker, alleen geneerde ik me wel enigszins toen ik huilend, verwilderd, snotterend en snikkend mijzelf knuffelend vasthoudt tegen het einde van de meditatie. Mijn rechterarm houdt mijn gezicht vast, mijn linkerarm houdt mijn middel vast en zo blijf ik even zitten. Wanneer ik de meditatieruimte verlaat na anderhalf uur klankschalen, yin-yoga en breath work, voel ik me lichter en gegronder. Elke meditatie brengt je wel wat, maar deze schudde alles wel weer heel radicaal wakker. En dat mag er wederom allemaal zijn. Lang verhaal kort? We accepteren allemaal de liefde die we denken die we verdienen. En ik besef steeds meer dat ik de laatste maanden wat gortig heb gesnoept aan mijn eigen benchmark van zelfliefde. Die mag weer even gevoed worden. Die ga ik - met de tot nog toe onbekende middelen – voeden.


Goed, klaar met zeuren? Zeker. Schouders (in mildheid) eronder en (mild) doorgaan!


Eenmaal thuis aangekomen gaat het in een rap tempo niet goed met mij. Ik begin koorts te krijgen, ik heb bonzende hoofdpijn, ik ben stijf en heb spierpijn in mijn hele lijf. Elk uur komen er klachten bij, totdat ik koortsdromen en dagdromen niet meer kan onderscheiden. Lisa vertrouwt het niet en onze Balinese host ook niet: ik word door haar naar een kliniek gebracht op een scooter en krijg na vlug onderzoek van een arts de mededeling dat het waarschijnlijk denguekoorts is, oftewel knokkelkoorts. De mensen zijn vriendelijk, maar veel krijg ik niet echt mee in dit kleine, lokale ziekenhuisje. Ik krijg een rits aan medicijnen mee, van antibiotica tot cortison, van pijnstillers tot antibraakmiddelen, van vitamines tot slijmverdunners. Ik mocht een totaal van 150.000 IDR neertellen voor mijn reeds aangevulde medicijnkast, omgerekend €8,50. En hoewel het klinkt alsof ik kraakhelder heb hoe de afgelopen 48 uur verliepen, kan ik niet heel veel navertellen van de laatste twee etmalen. Inmiddels lig ik dus nog steeds met koorts in mijn hut, helpen de medicijnen minimaal, slaap ik veel, maar heb ik nu net wel een opleving gevonden om dit blog af te schrijven.


Bien à toi,
Marit

Sociale safari: van vogelnest tot junglehut

Een goede vriendin van mij (en doorgewinterde Bali-ganger) raadde me aan om naar “The Birdsnest” te gaan. Aangezien ik fysiek en mentaal nog niet in Bali zat de afgelopen maanden, hebben die locatie daarom klakkeloos geboekt. Conclusie? The Birdsnest is een daadwerkelijk vogelnestje in een paradijs… Ons hutje, waar precies één klein matras in past, zit namelijk op zes meter hoogte. Ik zit nu, terwijl ik dit schrijf, op deze memorabele locatie met de klamboe om me heen geslagen. Ik had een emotionele avond en waar je doorgaans doodmoe zou zijn van twee uur lang huilen (en daarom hoogstwaarschijnlijk goed zou slapen), heb ik amper de slaap kunnen vatten. Daarnaast ben ik vannacht wel vijftien keer wakker geworden omdat 1.) ik moest plassen, 2.) mijn jetlag behoorlijk aanwezig is, 3.) mijn hoofd met me aan de haal ging en 4.) de mensen van alle vier de verdiepingen onder ons zich omdraaiden en daarom de gehele toren wiebelde. Je moet je dus voorstellen dat als je dus besluit ’s nachts naar beneden te gaan, je in het pikkedonker op bamboestokken met inhammen voor je voeten en handen een schietgebedje mag doen in de hoop dat je veilig beneden komt. Gemak? 2/10. Nachtrust? 5/10. Ervaring? 10/10.



De volgende dag reizen we door naar Ubud, een kunstenaarsdorp ten noorden van Denpasar. Hier zitten we voor een paar dagen in een aan de rand van het dorp in privéhuisje midden in de jungle met uitzicht over de rijstvelden. Apen, gekko’s, kippen, kalkoenen, loewakken, honden en katten zijn overal te spotten. Ons doel was om echt even tot rust te komen de eerste dagen (*spoiler, lukt nog niet), vandaar deze junglehut net buiten Ubud. Lisa heeft behoorlijk last van haar slaapgebrek en is niet helemaal lekker. Ze is bang dat ze voedselvergiftiging heeft, waar je eigenlijk niet aan ontkomt wanneer je voor het eerst naar Bali gaat. En daarom doet zij wel, volgens plan, rustig aan.


Ik, daarentegen, zit momenteel in een piepkleine koffiebar in de Art Market van het centrum van Ubud. Lisa is thuis met haar vermoedelijke Bali Belly, dus ik ben vanochtend alleen de hort op. ’s Avonds voelde ze zich al niet zo lekker, dus besloot ik uit solidariteit wakker te blijven met haar. En wat doe je dan als je ’s avonds niets te doen hebt en toch nog niet gaat slapen? Precies, Tinder downloaden. *Ik snak, zoals gewoonlijk, naar contact en verbinding, terwijl ik ondertussen hard loop te roepen wat bij te willen tanken: ik weet het, soms ben ik een wandelende contradictie. Goed, terug naar Tinder: dus niet met als doel te gaan daten, maar meer met het doel om andere backpackers, reizigers en misschien zelfs locals te ontmoeten. En dat is met een uurtje Tinderen gelukt: ik zit namelijk nu in een cafeetje een iced latte te drinken terwijl ik wacht op Rui, een medewereldreiziger uit Portugal die net als ik graag mensen ontmoet. (De koffie is hier overigens ontzettend lekker; hoe kan dat ook anders, ik ben nota bene in een van de beste koffielanden ter wereld.)



Door alle gezelligheid, een lichte alcohol-buzz en een sluimerend aanwezige jetlag, vergeet ik de tijd een beetje. Het is daarom één uur ’s nachts wanneer ik een scooter-taxi naar huis neem. Ik besluit niet te gaan lopen, hoewel het maar 2,5 kilometer is naar de airbnb. Mijn naasten zouden me vermoorden als ik dat wel zou doen. Het kost overigens maar 35 cent om naar mijn huis te worden gebracht. Ik stap achterop bij de uiterst vriendelijke chauffeur en ‘off we go’. In tegenstelling tot de krankzinnige drukte van deze middag, zijn nu alle straten uitgestorven: iedereen slaapt, alle winkels zijn dicht en het enige teken van leven zijn de apen die over de elektriciteitskabels slingeren.


Wanneer ik thuiskom stap ik onder een koude douche. Ik laat mijn hoofd tegen de douchewand rusten en sluit mijn ogen. Waterdruppels stromen. Gedachten stromen. Tranen stromen. Ik voel me onzeker, onbelangrijk, ongezien. Morgen ben ik 26 weken oud, een halfjaar precies. Soms, voelt het alsof ik weer terug ben bij af. Niet de soort ‘terug bij af’ als een terugval, maar meer de terug bij af waarin ik de manier van kijken wat kwijt ben. Alsof het miraculeuze dat zes maanden geleden heeft plaatsgevonden, helemaal niet zo miraculeus was. En dat is niet waar, dat is mijn hoofd die weer een verhaal induikt om alles te rationaliseren. Om te begrijpen, te onderscheiden en te verklaren waarom, waarom en waarom. Maar de waarom is helemaal niet relevant. Het is de manier van kijken die ertoe doet. Ik heb mogen proeven van licht, van licht ervaren, van licht zijn. Er is geen reden om aan te nemen dat ik dat nu ook niet kan zijn. Ik ben nu gewoon, wederom, aan het leren lopen, en het kan niet anders dan dat je soms even wankelt wanneer je dat leert. En in plaats van een hand te zoeken om vast te houden, val ik liever zo nu en dan om vervolgens zelf weer op te kunnen staan.


Bien à toi,

Marit

Weer écht op reis: Bali, Indonesië

En nu neem ik jullie écht weer mee op reis. Na een rare maand te hebben gehad met (iets te) veel Nederland, ben ik weer op pad sinds 17 april. Waar ik nu iets wil typen als: ‘Nu is het klaar met het gezever van de perikelen van Marits leven,’ weten zowel jij en ik dat dit waarschijnlijk grote onzin is. Het is een beetje zoals mijn huidige reisgenoot Lisa altijd zegt: ‘Marit, in jouw leven gebeurt er altijd wel wat en is er altijd wel reuring te vinden. Een bezoekje aan de supermarkt zou zelfs tot een blog kunnen leiden van twee pagina’s.’ Fair enough, daar heeft ze misschien een punt. Zou ik het anders willen zien? Tot voorkomt zou ik volmondig ja hebben gezegd, gevolgd met een wenskreet naar het idee van rust, stabiliteit en ritme. Maar is dat echt zo? Nee, wat hieronder schuilging was louter een noodkreet naar behoren. Maar waar wil ik toe behoren dan? Tot het normatieve? Tot acceptatie? Tot ik goed genoeg zou zijn en zou passen in een zelfverzonnen plaatje? Fuck nee, ik gedij op chaos, op prikkels, op ‘nieuw’, op ervaren en sinds kort ook op leven. Dus nee, ik zou het niet anders willen zien. Misschien moet ik niet wachten tot de wereld mijn ‘veelheid’ gaat accepteren. Misschien is het tijd dat ik die veelheid eens ga omarmen alsof mijn leven ervan afhangt.


Maar nu ga ik, of eigenlijk wij, dus weer op reis. Ditmaal een echte vakantie naar... Indonesië.


Ik leerde Lisa 26 weken geleden kennen. Ze is 25 jaar oud, woont in Zwolle met haar vriend en haar kat en heeft besloten haar leven om te gooien. Ze realiseerde zich een halfjaar geleden dat ze een leven aan het leiden was waar ze niet gelukkig van werd. En in plaats van mondjesmaat haar leven stap voor stap te veranderen, besloot ze – net als ik – het diehard aan te pakken. Zo heeft ze haar baan met vaste aanstelling opgezegd, laat ze haar partner en kat voor een tijdje achter en heeft ze een enkeltje geboekt naar Azië. Dat terwijl ze herstelde is van een angststoornis die haar een heel lange tijd in de greep heeft gehouden. En alles met het motto: ‘Verandering is eng, maar ongelukkig zijn is enger.’ Dat, jongens, noemen we bewonderenswaardig.


Gezien ik in januari al op reis ging, hebben we eigenlijk maar kort de tijd gehad om elkaar echt te leren kennen. Als ik daarom in de supermarkt sta en iets te snacken wil meenemen voor ons beiden, heb ik dus nog eigenlijk geen idee wat ze lekker vindt. Hebben we veel raakvlakken? Nou, eigenlijk helemaal niet zoveel. Behalve dat we beiden een situatie hebben gecreëerd waarin we eens even gaan leven, beiden om verschillende redenen. Misschien is het daarom wel waarom het goed werkt tussen ons: we zijn soms als zwart en wit, maar staan beiden onbevangen in de wedstrijd. En daardoor nemen we elkaar precies zoals we zijn.


17 april

Bob doet zijn ohm-ketting om mijn nek, ik geef hem een laatste zoen en met een lichte melancholie zwaai ik voor een laatste keer naar mijn vriend. Ik probeer me vervolgens weer zo goed en zo kwaad op het hier en nu te richten. Waar ik nu nog met één been in een leven in Nederland sta, besef ik maar al te goed dat het slechts een kwestie van tijd is voordat ik moet kiezen waar ik nu voor wil gaan strijden de komende tijd. En het is tijd dat ik een prioriteit gaat maken van mijn eigen leven, mijn eigen pad. En wie aanhaakt, die haakt aan. Focus op mijzelf, focus op vooruit, focus op harmonie… In mijn hoofd herhaal ik diverse mantra’s, maar hangen blijven ze nog niet. En dat is oké. Het was een beetje als motregen de laatste weken: je hebt het niet door en voordat je het weet ben je nat. Dus nu adem ik in en uit, in de rij bij de incheckbalie van Schiphol, terwijl ik nog vochtig ben van de motregenbui van de laatste weken.


Ik en mijn koffer worden er altijd uitgepikt tijdens de security check. Dat terwijl ik echt niet altijd rare voorwerpen met mij meedraag. Lisa is er allang doorheen en heeft zichzelf geïnstalleerd tegen een muur terwijl ze op me wacht. Er is maar één security-man en er zijn nog minstens tien koffers aan de beurt voordat mijn rugzak mag. Ik knoop een gesprekje aan met iemand die net als ik de lul is; op de een of andere manier hebben we binnen veertig seconden uitgevogeld dat we allebei volmondig kunnen zeggen dat onze woonplaats de wereld is (ik vind het een chiquere benaming dan ‘dakloos’ of ‘thuisloos’). Die interactie, met de half-Argentijnse, half-Australiër, van nog geen drie minuten geeft mij geholpen die avond. Het besef dat ik nog genoeg fijne, mooie mensen ga ontmoeten dringt tot me door. Dat ik ‘mijn’ persoon, mijn personen, nog wel ga ontmoeten. Dat contact aangaan hetgeen is waar ik op gedij, en dat ik zeker weet dat ik niet alleen zal eindigen. En daar ben ik nooit bang voor geweest, maar wat ik me wel realiseer de laatste tijd is dat ook ik op zoek ben naar een getuige in mijn leven. In welke vorm dan ook. Eentje, of meerderen, die mijn veelheid net zo hard omarmen als ik.


‘Nou, ik ben wel blij dat ik compressiesokken mee heb!’ Terwijl we in de rij staan van Costum Immigration in Xiamen, China, lach ik Lisa een beetje uit om die opmerking. ‘Ik vind dat wel een leuke titel voor mijn blog, moet ik toegeven.’ Lisa trekt vervolgens een paar lichtblauwe compressiesokken uit haar tas met bijtjes erop. De vlucht van Schiphol naar Xiamen duurde elf uur, en ik heb minstens zes uur slaap kunnen pakken. Lisa echter niet. Ze is moe, overprikkeld en meer dan gaar. Ik voel me wel prima, ofschoon ik ook wel snak naar een bed. Nee -- dat hoeft nog niet eens: met een mogelijkheid om horizontaal te liggen neem ik ook al genoegen. We komen aan bij de volgende gate en worden meteen verwelkomd met de mededeling dat we vertraging hebben. Ik zwerf wat rond over het vliegveld en merk dat China echt een wereld an sich is. Ik kan er de vinger niet precies op leggen, ik zie nota bene slechts het vliegveld, maar het lijkt alsof een vleugje communisme overal doorheen sijpelt. Maf land. Vind het nu al leuk. Wil ik ook nog wel eens heen.


18 april

Om 01:30 lokale tijd komen we dan eindelijk aan op het vliegveld van Denpasar, Bali. Onze bagage laat lang op zich wachten en ondertussen installeren we onze nieuwe mobiele abonnementen. Als we dan eindelijk onze rugzakken zien, zijn ze meer dan doorweekt. Terwijl we doodop naar de uitgang sjokken, worden we door minstens vijftig locals aangesproken of we een taxi willen. En ‘nee, dat willen we niet,’ zeggen we voor de zoveelste keer. Eenmaal buiten komt de warmte ons tegemoet als een klap in ons gezicht. ‘Het is alsof je in Burgers’ Bush loopt,’ zeg ik tegen Lisa en op dat moment denk ik nog hoe dom die opmerking is. De Burgers’ Bush is een nabootsing van – precies – dit klimaat. Natuurlijk is dat hetzelfde. We besluiten geen taxi te nemen uit protest tegen de opdringerige Balinese mannetjes en gaan daarom te voet naar ons hotel, wat een kwartier lopen zou moeten zijn. Is dat veilig? Nee, want we lopen midden in de nacht in de stromende regen over de snelweg, terwijl we niet echt weten waar we precies heen moeten. Is het avontuur? Heb ik het overleefd zodat ik dit blog heb kunnen schrijven? Volmondig: ja!


Bien à toi,
Marit