Weer écht op reis: Bali, Indonesië
En nu neem ik jullie écht weer mee op reis. Na een rare maand te hebben gehad met (iets te) veel Nederland, ben ik weer op pad sinds 17 april. Waar ik nu iets wil typen als: ‘Nu is het klaar met het gezever van de perikelen van Marits leven,’ weten zowel jij en ik dat dit waarschijnlijk grote onzin is. Het is een beetje zoals mijn huidige reisgenoot Lisa altijd zegt: ‘Marit, in jouw leven gebeurt er altijd wel wat en is er altijd wel reuring te vinden. Een bezoekje aan de supermarkt zou zelfs tot een blog kunnen leiden van twee pagina’s.’ Fair enough, daar heeft ze misschien een punt. Zou ik het anders willen zien? Tot voorkomt zou ik volmondig ja hebben gezegd, gevolgd met een wenskreet naar het idee van rust, stabiliteit en ritme. Maar is dat echt zo? Nee, wat hieronder schuilging was louter een noodkreet naar behoren. Maar waar wil ik toe behoren dan? Tot het normatieve? Tot acceptatie? Tot ik goed genoeg zou zijn en zou passen in een zelfverzonnen plaatje? Fuck nee, ik gedij op chaos, op prikkels, op ‘nieuw’, op ervaren en sinds kort ook op leven. Dus nee, ik zou het niet anders willen zien. Misschien moet ik niet wachten tot de wereld mijn ‘veelheid’ gaat accepteren. Misschien is het tijd dat ik die veelheid eens ga omarmen alsof mijn leven ervan afhangt.
Maar nu ga ik, of eigenlijk wij, dus weer op reis. Ditmaal een echte vakantie naar... Indonesië.
Ik leerde Lisa 26 weken geleden kennen. Ze is 25 jaar oud, woont in Zwolle met haar vriend en haar kat en heeft besloten haar leven om te gooien. Ze realiseerde zich een halfjaar geleden dat ze een leven aan het leiden was waar ze niet gelukkig van werd. En in plaats van mondjesmaat haar leven stap voor stap te veranderen, besloot ze – net als ik – het diehard aan te pakken. Zo heeft ze haar baan met vaste aanstelling opgezegd, laat ze haar partner en kat voor een tijdje achter en heeft ze een enkeltje geboekt naar Azië. Dat terwijl ze herstelde is van een angststoornis die haar een heel lange tijd in de greep heeft gehouden. En alles met het motto: ‘Verandering is eng, maar ongelukkig zijn is enger.’ Dat, jongens, noemen we bewonderenswaardig.
Gezien ik in januari al op reis ging, hebben we eigenlijk maar kort de tijd gehad om elkaar echt te leren kennen. Als ik daarom in de supermarkt sta en iets te snacken wil meenemen voor ons beiden, heb ik dus nog eigenlijk geen idee wat ze lekker vindt. Hebben we veel raakvlakken? Nou, eigenlijk helemaal niet zoveel. Behalve dat we beiden een situatie hebben gecreëerd waarin we eens even gaan leven, beiden om verschillende redenen. Misschien is het daarom wel waarom het goed werkt tussen ons: we zijn soms als zwart en wit, maar staan beiden onbevangen in de wedstrijd. En daardoor nemen we elkaar precies zoals we zijn.
17 april
Bob doet zijn ohm-ketting om mijn nek, ik geef hem een laatste zoen en met een lichte melancholie zwaai ik voor een laatste keer naar mijn vriend. Ik probeer me vervolgens weer zo goed en zo kwaad op het hier en nu te richten. Waar ik nu nog met één been in een leven in Nederland sta, besef ik maar al te goed dat het slechts een kwestie van tijd is voordat ik moet kiezen waar ik nu voor wil gaan strijden de komende tijd. En het is tijd dat ik een prioriteit gaat maken van mijn eigen leven, mijn eigen pad. En wie aanhaakt, die haakt aan. Focus op mijzelf, focus op vooruit, focus op harmonie… In mijn hoofd herhaal ik diverse mantra’s, maar hangen blijven ze nog niet. En dat is oké. Het was een beetje als motregen de laatste weken: je hebt het niet door en voordat je het weet ben je nat. Dus nu adem ik in en uit, in de rij bij de incheckbalie van Schiphol, terwijl ik nog vochtig ben van de motregenbui van de laatste weken.
Ik en mijn koffer worden er altijd uitgepikt tijdens de security check. Dat terwijl ik echt niet altijd rare voorwerpen met mij meedraag. Lisa is er allang doorheen en heeft zichzelf geïnstalleerd
tegen een muur terwijl ze op me wacht. Er is maar één security-man en er zijn nog minstens tien koffers aan de beurt voordat mijn rugzak mag. Ik knoop een gesprekje aan met iemand die net als ik de
lul is; op de een of andere manier hebben we binnen veertig seconden uitgevogeld dat we allebei volmondig kunnen zeggen dat onze woonplaats de wereld is (ik vind het een chiquere benaming dan
‘dakloos’ of ‘thuisloos’). Die interactie, met de half-Argentijnse, half-Australiër, van nog geen drie minuten geeft mij geholpen die avond. Het besef dat ik nog genoeg fijne, mooie mensen ga
ontmoeten dringt tot me door. Dat ik ‘mijn’ persoon, mijn personen, nog wel ga ontmoeten. Dat contact aangaan hetgeen is waar ik op gedij, en dat ik zeker weet dat ik niet alleen zal eindigen. En
daar ben ik nooit bang voor geweest, maar wat ik me wel realiseer de laatste tijd is dat ook ik op zoek ben naar een getuige in mijn leven. In welke vorm dan ook. Eentje, of meerderen, die mijn
veelheid net zo hard omarmen als ik.
‘Nou, ik ben wel blij dat ik compressiesokken mee heb!’ Terwijl we in de rij staan van Costum Immigration in Xiamen, China, lach ik Lisa een beetje uit om die opmerking. ‘Ik vind dat wel een leuke titel voor mijn blog, moet ik toegeven.’ Lisa trekt vervolgens een paar lichtblauwe compressiesokken uit haar tas met bijtjes erop. De vlucht van Schiphol naar Xiamen duurde elf uur, en ik heb minstens zes uur slaap kunnen pakken. Lisa echter niet. Ze is moe, overprikkeld en meer dan gaar. Ik voel me wel prima, ofschoon ik ook wel snak naar een bed. Nee -- dat hoeft nog niet eens: met een mogelijkheid om horizontaal te liggen neem ik ook al genoegen. We komen aan bij de volgende gate en worden meteen verwelkomd met de mededeling dat we vertraging hebben. Ik zwerf wat rond over het vliegveld en merk dat China echt een wereld an sich is. Ik kan er de vinger niet precies op leggen, ik zie nota bene slechts het vliegveld, maar het lijkt alsof een vleugje communisme overal doorheen sijpelt. Maf land. Vind het nu al leuk. Wil ik ook nog wel eens heen.
18 april
Om 01:30 lokale tijd komen we dan eindelijk aan op het vliegveld van Denpasar, Bali. Onze bagage laat lang op zich wachten en ondertussen installeren we onze nieuwe mobiele abonnementen. Als we dan
eindelijk onze rugzakken zien, zijn ze meer dan doorweekt. Terwijl we doodop naar de uitgang sjokken, worden we door minstens vijftig locals aangesproken of we een taxi willen. En ‘nee, dat willen
we niet,’ zeggen we voor de zoveelste keer. Eenmaal buiten komt de warmte ons tegemoet als een klap in ons gezicht. ‘Het is alsof je in Burgers’ Bush loopt,’ zeg ik tegen Lisa en op dat moment denk
ik nog hoe dom die opmerking is. De Burgers’ Bush is een nabootsing van – precies – dit klimaat. Natuurlijk is dat hetzelfde. We besluiten geen taxi te nemen uit protest tegen de opdringerige
Balinese mannetjes en gaan daarom te voet naar ons hotel, wat een kwartier lopen zou moeten zijn. Is dat veilig? Nee, want we lopen midden in de nacht in de stromende regen over de snelweg, terwijl
we niet echt weten waar we precies heen moeten. Is het avontuur? Heb ik het overleefd zodat ik dit blog heb kunnen schrijven? Volmondig: ja!
Bien à toi,
Marit
Reacties
Reacties
First
Ik zie je in Bali! Tot snel ;)
Omg, een typische Marit blog 🙈🤭😂 love you ❤️
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}